Al snel vond ik het deel dat ik zocht. Ik sloeg het open en een stukje papier dwarrelde eruit en landde naast mijn voeten. Haastig bladerde ik het door, maar toen ik bij juli kwam, stuitte ik op iets onverwachts: er waren pagina's uitgescheurd. Van begin juli tot september was er niets meer. Daarna ging het dagboek gewoon door. Ik voelde me gedwarsboomd. Bijna in een reflex bukte ik me om het stukje papier op te rapen dat uit het dagboek was gevallen. Het was een vergelend stuk gelinieerd papier, een hele bladzijde maar dan dubbelgevouwen. Ik vouwde het open. Het leek alsof het haastig eruitgescheurd was omdat het van boven ruwe kartels vertoonde. Ik herkende het balpenhandschrift van Natalie onmiddellijk. Dat kende ik nog altijd net zo goed als dat van mezelf. Er stond:
Ik snap niet wat voor zin het heeft om me te negeren. We wonen in hetzelfde huis! Je weet best wat je me hebt aangedaan. Je weet best wat er aan de hand is. Denk je soms dat je zomaar niks kan doen ? Denk je soms datje hier zomaar mee wegkomt? Oké, praat dan maar niet met me. Als je maar weet dat ik ga doen wat ik moet doen, ook al gaat de hele familie eraan kapot. Ik ga alles vertellen en het kan me niks schelen ah ik me daarna van kant moet maken. Ik kan het nog steeds niet geloven. Ik dacht altijd dat een familie je bescherming bood.
Natalie
Ik kreeg een heel rustig gevoel. Ik vouwde Natalies briefje dicht en schoof het weer in het dagboek. Ik draaide me om en zag dat Alan in de deuropening stond. Hij had nog steeds zijn grote overjas aan, en zijn rubberlaarzen die zijn voetstappen op de traploper hadden gedempt. Hij stond zwaar te hijgen van de klim.
'Volgens mij zal je die verrekijker eerder beneden moeten zoeken.'
'Ik was niet op zoek naar die verrekijker. Waar zit Claud?'
'Beneden. Als je nog eens stiekem in mijn werkkamer wil rondkijken, Jane, moet je oppassen dat je het licht niet aandoet. Vanaf het bos hiertegenover leek het net op de verlichte toren van Blackpool. Wat spookje hier uit, Jane? Ik zie dat je mijn grote werken zit te lezen.'
'Ik heb jou gezien, Alan.'
'O ja?'
'Ik heb gezien hoe jij Natalie vermoordde. Ik heb gezien hoe jij haar wurgde. Dat was ik vergeten, maar ik heb het me weer herinnerd. En nou heb ik het bewijs.'
'Hoe bedoel je "me gezien"? Wat voor bewijs?'
Hij kwam naar me toe. Ik probeerde langs hem heen te glippen, maar hij greep me bij mijn pols en het dagboek viel op de grond. Ik schreeuwde het uit van de pijn toen hij me op een stoel duwde. Ik vocht uit alle macht om weer te gaan staan, maar hij duwde me met zijn andere hand in mijn hals en daarna met beide handen weer terug.
'Is dit het wat jij hebt gezien? Ging het zo?'
Ik kon geen woord uitbrengen. Ik kon geen adem meer halen. Door de worsteling om lucht verkrampte mijn hele lijf. Even later liet hij me los. Hoestend en hijgend zat ik daar, en hij bukte zich langzaam en raapte het dagboek op. Al vlug vond hij het briefje van Natalie, dat hij openvouwde en las. Hij stopte het weer tussen de pagina's en sloeg het dagboek dicht.
'Jij hebt je eigen dochter verkracht en vermoord,' zei ik. 'Maar ik heb dat gezien.'
Hij begon warrig te snotteren. Daarna sloeg hij zich herhaaldelijk voor het hoofd terwijl het slijmerige vocht langs zijn wangen liep.
'Dat is toch zo, Alan?' riep ik. 'Jij hebt toch je eigen dochter geneukt en vermoord?'
Er liep een dun straaltje bloed langs zijn gezicht omlaag. Hij raakte dat met een vinger aan en stak die omhoog.
'Schuldig. Ik ben schuldig, schuldig, schuldig!'
Daarna kwam hij tot bedaren. Hij zeeg ineen op de vloer en bleef daar stil zitten, zich er kennelijk niet eens meer van bewust dat ik er was. Ik stond op uit de stoel, met het dagboek tegen me aan geklemd, en liep hem op mijn tenen voorbij.
31
Ik had geen zin om iemand tegen te komen. Ik sloop de trap af en door de achterdeur naar buiten. Ik stopte het schrift veilig in de binnenzak van mijn dikke jas en liep met grote passen weg van het huis. Ik koos een van de wandelingen die ik het best kende, een van de langste, onbeschutste en vertrouwdste, waarvan ik wist dat ik er niet bij hoefde na te denken. Ik liep door bossen en omhoog langs heuvels en de wind was zo krachtig dat ik bijna omvergeblazen werd, met zo'n uitzicht in deze kou dat ik gezworen zou hebben dat ik de Beacons in Wales zag liggen.
Ik liep maar door, zonder ooit om te keren. Toen het donker werd, kwam ik langs een pub en daar belde ik met de Stead en zei tegen Claud dat ze niet op mij hoefden te rekenen met eten en dat ik later alles wel zou uitleggen. Ik nam een lasagna met een glas warm schuimend bier en daarna een zure rabarbertaart met custard en een zwarte koffie. De vrouw achter de bar liet me een kaart zien en ik kon over de weg teruglopen naar de Stead bij het licht van een hele volle maan. Tegen de tijd dat ik mijn schoenen over de oprijlaan hoorde knerpen, waren alle lichten al uit. Ik ging meteen door naar mijn kamer en viel als een blok in slaap, met het dagboek onder mijn kussen.
Het was al na negenen toen ik de volgende ochtend beneden kwam. Ik zag dat Fred en Lynn buiten de auto stonden in te laden. Claud was in de keuken een plank weer aan het vastzetten. Ik vroeg hem waar Alan zat en hij vertelde me dat hij met Theo naar de stad was. Boodschappen doen, dacht hij. Hij wees op de oven. Daarin stond een pan met eieren, tomaten en bacon. Ik schrokte de hele pan naar binnen met thee en sinaasappelsap. Zou ik vanochtend zijn auto even mogen lenen? Ja. Hij vroeg of ik hem al iets vertellen kon. Nog niet, zei ik. Ik sloeg het restje thee achterover, pakte zijn sleutels, en onderweg naar de auto gaf ik Fred en Lynn een zoen.
Bij de balie van het politiebureau van Kirklow vroeg ik naar Helen Auster. Ze was er niet.
'Kan ik degene die het van haar overneemt dan even spreken?'
Ik keek naar de posters totdat een gezette jongeman verscheen die zich voorstelde als rechercheur Braswell. Ik liet hem het dagboek zien en Natalies briefje en legde hem in een paar zinnen uit waar ik die gevonden had. Hij keek geschrokken en ging me voor naar de afdeling recherche, die er aangenaam modern en industrieel ingericht uitzag. Het geroezemoes hield op toen ik binnenkwam en een aantal mensen bekeek me nieuwsgierig. Braswell nam me langs het groepje mensen mee naar een verhoorruimte. Hij vroeg of hij het dagboek even mocht meenemen. Vlak daarna kwam hij terug met nog twee man, en de jongste had een blauwe plastic kuipstoel bij zich die hij in een hoek neerzette. De andere, onmiskenbaar hoger in rang, was een tengere man met een rood gezicht en dofbruin haar dat duidelijk met veel zorg plat naar achteren was gekamd. Hij stapte naar voren en gaf me een hand.
'Inspecteur Wilks. Ik heb de leiding van dit onderzoek,' zei hij. 'Volgens mij heeft u al een keer met rechercheur Turnbull gesproken.'
Ik knikte naar de loerende jongeman in de hoek. We gingen zitten terwijl Wilks zijn verhaal vervolgde.
'Braswell zal u met de steun van Turnbull de noodzakelijke vragen stellen. Ik wou alleen even van tevoren een gesprekje met u hebben, als u dat niet erg vindt. Maar kan ik u eerst wat te drinken aanbieden? Thee? Koffie?'
Turnbull werd erop uitgestuurd om vier thee te halen.
'Waar is rechercheur Auster?' vroeg ik.
'Met verlof,' zei Wilks.
'Midden in deze zaak?'
'Auster zit niet meer op deze zaak,' zei Wilks. 'Op haar eigen verzoek.'
'O.'
'Wel, mevrouw Martello, kunt u ons wat meer over dat dagboek vertellen?'
Ik beschreef in detail hoe ik Alans werkkamer had doorzocht en het had gevonden, met dat briefje erin.
'Ja,' zei Wilks, die het briefje, inmiddels in een plastic mapje, omhooghield. 'Er bestaat geen twijfel aan dat dit het handschrift van Natalie Martello is?'
'Geen enkele. Thuis liggen er nog koffers vol met haar handschrift, als u dat wil controleren.'
'Mooi. U zegt dat Alan Martello u daar heeft aangetroffen. Wat is er toen gebeurd?'
Ik beschreef dat treurige tafereel zo rustig mogelijk, de handen om mijn nek, het instorten, het geroep dat hij schuldig was.
'Waarom hebt u Alan Martello's werkkamer doorzocht, mevrouw Martello?'
'Pardon?'
'Zo op het eerste gezicht lijkt het merkwaardig om je schoonvader ervan te verdenken dat hij zijn dochter heeft vermoord. Waarom verdacht u hem ervan?'
Ik haalde diep adem. Hier was ik nou zo bang voor geweest. Met brandende wangen vertelde ik het hele verhaal van de therapie met Alex. Ik had verwacht dat de politiemensen zouden glimlachen en elkaar even aankijken, maar de frons van concentratie op Wilks' gezicht haperde geen moment en hij bleef zwijgen, op twee of drie vragen na, over de therapie, hoe vaak die plaatsvond, waar en op welke manier dat ging. Toen ik klaar was, viel er een stilte. Wilks verbrak die.
'Juist, mevrouw Martello, even voor de goede orde. U beweert dus dat u van de moord getuige bent geweest?'
'Ja.'
'Bent u bereid om een officiële verklaring van die strekking af te leggen?'
'Ja.'
'Met de mogelijkheid dat u als getuige a charge voor de rechter moet verschijnen?'
'Ja.'
'Mooi.'
Wilks stond op en stak zijn handen in zijn zakken. Ik keek naar de drie rechercheurs.
'Ik was even bang dat u me zou uitlachen,' zei ik.
'Waarom zouden we zoiets doen?' vroeg Wilks.
'Ik dacht dat u niet zou geloven dat ik de herinnering dat ik Alan had gezien weer terug kon krijgen.'
'Daar had u zelf blijkbaar ook zo uw twijfels over.'
'Hoezo?'
Wilks haalde zijn schouders op. 'U bent niet met uw vermoedens naar ons toe gekomen. U bent op eigen houtje op onderzoek uit gegaan, en in de loop daarvan hebben zowel u als Alan Martello kennelijk iets met het bewijsmateriaal gedaan.'
'Dat is niet erg dankbaar.'
'Ik wil niet ondankbaar klinken, maar u had misschien beter naar ons toe kunnen stappen. Er had u ook iets kunnen overkomen.'
'En wat gaat er nu gebeuren?'
'Als u daartoe bereid bent, en dat hoop ik maar, zullen rechercheur Braswell en rechercheur Turnbull u een gedetailleerde verklaring afnemen, wat waarschijnlijk een paar uur zal kosten. Ik moet er wel aan toevoegen dat u alle recht hebt op bijstand van een advocaat voordat u de verklaring aflegt. We kunnen u wel een of twee mensen aanraden, als u dat wilt.'
'Dat hoeft niet. En wat gaat u daarna doen? Gaat u Alan nog aanhouden en verhoren?'
'Nee.'
'Waarom in hemelsnaam niet?'
Wilks glimlachte, met een miniem spoortje van verlegenheid.
'Omdat hij hier al zit.'
'Hoe hebt u hem in hemelsnaam zo vlug hier gekregen?'
'Hij is uit zichzelf langsgekomen. Hij zei dat hij een verklaring wou afleggen. Hij is om 09.12 uur op het bureau in geklokt, en vijfentwintig minuten later heeft Alan Edward Dugdale Martello uit eigen beweging bekend dat hij zijn dochter Natalie heeft vermoord.'
'Hè?'
'Hij zit op het ogenblik, tot hij in staat van beschuldiging gesteld wordt, beneden in de cel.'
Ik stond perplex.
'Heeft-ie...? Heeft-ie dan verteld, nou ja, waarom en hoe hij het gedaan heeft?'
'Nee. Meer heeft hij niet gezegd.'
'Gaat u hem in staat van beschuldiging stellen?'
'Valse bekentenissen komen voor. Er zijn zelfs kwaadaardige cynici die de politie ervan beschuldigen dat ze die aanmoedigt. Maar, onder ons gezegd en gezwegen,' zei hij met één wenkbrauw omhoog, 'nu ik gehoord heb wat u te zeggen had en het dagboek en de brief gezien heb, ben ik geneigd om te denken dat zoiets wel de voorkeur verdient. Maar we gaan wel even uw verklaring afwachten, ja? Guy en Stuart zullen u daarbij wel helpen. Tot ziens.'
Turnbull rommelde wat in een kartonnen doos bij zijn voeten en haalde een omvangrijke cassetterecorder te voorschijn, met een dubbele set spoelen. Hij ging luidruchtig in de bakjes met cassettes zitten zoeken en Braswell schoof een carbon tussen een dik pak formulieren. Hij merkte dat ik keek en glimlachte.
'U dacht zeker dat u het ergste had gehad. Maar dan heeft u nog niet gezien door hoeveel formulieren u heen moet ploegen.'
32
Om negen uur 's avonds, op de dag nadat Alan zijn bekentenis had afgelegd, werd ik thuis gebeld door een journalist van de Daily Mail. Een zogenaamde 'bron' had aan de krant gemeld dat Alan Martello binnenkort in staat van beschuldiging gesteld zou worden van de moord op zijn zwangere dochter, vijfentwintig jaar na dato, omdat ik me ineens had herinnerd dat ik er getuige van was geweest. Of ik de krant een vraaggesprek wou toestaan. Ik was zo geschokt dat ik even moest gaan zitten voordat ik iets kon zeggen, maar ik wist mijn stem in toom te houden. Ik zei dat zover ik het begreep, als Alan in staat van beschuldiging werd gesteld, zoiets het gevolg was van zijn eigen bekentenis. De man was kennelijk zeker van zijn zaak. Hij vroeg me of het waar was dat ik getuige van de moord was geweest.
Even wist ik het niet meer. Moest ik liegen? Kon ik maar het beste meewerken? Ik dacht aan mijn laatste onderneming in het openbare leven, met mijn tot mislukken gedoemde poging om mijn pension te verdedigen tegenover de buurt die daar de voordelen van moest plukken. Dat gaf de doorslag. Ik zei tegen de journalist dat hij zich maar beter rechtstreeks tot de politie kon wenden. Maar toen kwam er een idee bij me op. Ik zei dat hij waarschijnlijk in staat van beschuldiging gesteld dreigde te worden en dat de zaak dus sub judice was. De man leek me niet tevreden, maar hij liet me toch ophangen.
Ik belde onmiddellijk met Alex Dermot-Brown en vertelde hem wat er gebeurd was. Ik ging ervan uit dat hij met me mee zou voelen en net zo geschokt zou zijn, maar hij lachte.
'Echt waar?' was zijn enige reactie.
'Verschrikkelijk, hè?' zei ik.
Kennelijk vond hij het allemaal niet zo verschrikkelijk. Hij zei dat zoiets wel te verwachten viel en dat ik me dat nou eenmaal op de hals had gehaald toen ik vond dat ik iets aan Alan moest doen. Op de een of andere manier had ik een onbevredigd gevoel. Hij ging op vrolijke toon verder.
'Ik ben blij dat je belt omdat ik je net zelf wou bellen. Heb je morgenmiddag iets te doen?'
'Niks dringends. Wat is er? Wil je dat ik nog een sessie met je doe?'
'Nee, ik wil je ergens mee naartoe nemen. Ik kom je om ongeveer half twaalf ophalen.'
'Waar gaat dit allemaal over?'
'Dat vertel ik je onderweg wel. Dag.'
Ik had even de neiging om hem terug te bellen en te zeggen dat ik het te druk had, maar het kon me eigenlijk ook weinig schelen en bovendien was ik wel nieuwsgierig.
Het kostte me een paar pillen om in te slapen, wat betekende dat ik met hoofdpijn wakker werd. Ik nam een stel aspirines bij de zwarte koffie en mijn grapefruit. Ik nam een douche, en aangezien ik niet wist waar ik heen ging, koos ik een stel neutrale kleren uit. Donkere halflange rok, grijze trui, bescheiden halsketting, een tipje lippenstift en oogpotlood, platte schoenen. Als ik dan toch op een geesteszieke leek, dan was ik er in ieder geval eentje die veilig weer op de samenleving losgelaten kon worden. Toen ik klaarstond, was het nog maar half elf, dus ik ging een uur lang zitten klooien, een beetje roken, naar muziek luisteren, een boek lezen zonder mijn aandacht erbij te houden. Ik had eigenlijk naar buiten moeten gaan en in de tuin werken, wat bollen planten, maar ik dacht dat ik het dan niet zou horen als er werd geklopt. De bel deed het niet.
Uiteindelijk werd er geklopt. Alex had een zeer twijfelachtig pak aan. Hij had zich geschoren. Zijn haar was netjes geborsteld.
'Je ziet er goed uit,' zei ik. 'Dit is toch geen afspraakje, of wel?'
'Om half twaalf in de ochtend? Jij ziet er ook goed uit. Kom mee.'
Hij had een Volvo. Er zat een babyzitje achterin en overal lagen chipszakjes en cassettes en lege cassettedoosjes. Hij veegde er een stel van de stoel naast hem zodat ik kon gaan zitten. Een knipperend lampje maakte me erop attent dat ik mijn riem om moest doen, en daar gingen we dan, via Kentish Town Road naar het zuiden.
'Waar gaan we nou heen?'
Hij zette de cassettespeler aan. Iets wat op Vivaldi leek vulde de auto. Maandenlang was ik gespitst geweest op elke kleinigheid uit Alex' privé-leven die ik toevallig te pakken kon krijgen en nu zat ik hier bij hem in zijn auto, met zijn bandjes van Miles Davis en Albinoni, Blur en de Beach Boys, en zijn handschrift erop. Voor mij was dat net zo onwaarschijnlijk als wanneer ik ineens, ik weet het niet, bij iemand als Neil Young in de auto had gezeten, en daar kwam nog het gevoel bij dat het iets verbodens, incestueus had.
'Ik moet een inleidende toespraak op een congres houden,' zei Alex. 'Ik dacht dat jij dat misschien wel interessant zou vinden.'
'Waarom ik?'
'Omdat het overrecovered memory gaat.'
'Hè?'
Ik was perplex.
'Meen je dat nou?'
'Tuurlijk.'
'Maar ik snap er niks van. Heeft dat dan iets met mij te maken?'
Hij lachte.
'Nee, Jane, dit is een onderwerp waar ik me voor interesseer.'
De rest van de rit zat ik uit het raam te staren. Hij reed zijn auto de ondergrondse parkeergarage in van het Clongowes Hotel op Kingsway. We gingen met de lift naar boven en liepen door de lobby naar een congreszaal met een bord voor de deur waarop stond:'Recovered Memory. Overlevers en aanklagers'. Alex schreef ons beiden in bij de receptie en ik kreeg een button met daarop mijn naam in ballpointletters. Blijkbaar was er niet op me gerekend. In de zaal stonden rijen bureaus, alsof er een examen af werd genomen. De meeste waren bezet en Alex dirigeerde me naar een stoel achterin.
'Blijf even hier zitten,' zei hij. 'Ik ben over zo'n twintig minuten terug. Ik wil je aan een paar mensen voorstellen.'
Hij knipoogde naar me en liep toen door het middenpad naar voren. Hij kwam maar langzaam vooruit omdat hij onderweg bijna iedereen groette, een hand gaf, even omhelsde of op de rug tikte. Een mooie vrouw, met donker haar en een olijfkleurige huid, kwam op hem af klikklakken en omhelsde hem, met één hoge hak tegen haar dij. Ik kreeg even last van jaloezie, maar hield me in. Maandenlang had ik Alex voor mezelf gehad, dus was het een schok om hem in het openbaar mee te maken. Alsof ik pa op kantoor zag en met pijn in mijn hart besefte dat hij ook een leven buiten zijn verhouding met mij had. Ik dwong mezelf om aan iets anders te denken. Op het bureau voor me lag een witte ballpoint en een klein gelinieerd notitieboekje, allebei met het opschrift 'Mindset'. Er lag een map met de titel van het congres en daarin zat een assortiment aan paperassen. Een ervan was een deelnemerslijst van zo'n honderd personen. Naast hun naam stond hun kwalificatie. Er waren artsen bij, psychiaters, maatschappelijk werkers, vertegenwoordigers van vrijwilligersorganisaties en een aantal anderen, allemaal vrouwen, met het simpele etiket van 'overlevers'. Ik nam aan dat ik ook een overlever was, maar toch ook een aanklager.
Voor in de zaal stond een tafel met een kan water en vier glazen. En daarnaast een spreekgestoelte. Met dat mij al vertrouwde vertoon van verlegen charme gaf Alex nog een laatste gedelegeerde een hand en liep naar het spreekgestoelte. Hij klopte op de microfoon, en het echode door de zaal.
'Het is kwart over twaalf, dus ik denk dat we maar beter kunnen beginnen. Ik heet u allen van harte welkom op het Recovered Memory Congres 1995, georganiseerd door Mindset, en ik ben blij dat ik zoveel bekende gezichten zie. Dit is úw congres en net als het afgelopen jaar is het de bedoeling dat de gedelegeerden optimaal kunnen participeren, dus ik zal proberen mijn natuurlijke welsprekendheid, zo noem ik dat tenminste, een beetje in te tomen. Ik ben me ervan bewust dat dit gehoor vele eminente collega's telt.' Er klonk een plichtmatig kabbelend gelach. Alex kuchte nerveus, nam een slokje water (tot mijn ontzetting zag ik dat zijn hand beefde) en ging verder.
'Ik zal een kort inleidend woord tot u richten, om u een idee van onze agenda te geven. Daarna zal Kit Hennessey een overzicht geven van enig recent onderzoek. Dan volgt er een pauze voor de lunch, die rechts buiten de zaal voor u klaarstaat, is me verteld. Uw consumptiebon zit in de map. Na de lunch vormen we groepjes voor een reeks workshops. Die vinden plaats in de verschillende congreszalen op deze verdieping. De bijzonderheden vindt u ook in de map. Dat is het zo'n beetje, volgens mij. Nu mijn korte bijdrage.'
Hij sloeg zijn dunne map open en haalde er wat vellen papier uit. Dit was een andere Alex dan de makkelijke, gelegenheid biedende, ironische luisteraar met wie ik de afgelopen paar maanden zoveel tijd had doorgebracht. Vanaf zijn eerste uitspraak was hij gepassioneerd, ondubbelzinnig, polemisch: 'Recovered Memory werpt licht op een van de grootste verborgen schandalen van onze tijd.' Hij had het erover hoe generaties mensen, vooral vrouwen, gedwongen waren geweest om trauma's te verhullen die ze in hun jeugdjaren hadden opgelopen. Zodra ze er wel over spraken, werden ze niet geloofd, werden ze zwart gemaakt, in een hoek gezet, ziek verklaard, aan lobotomie onderworpen. Hij moest tot zijn spijt toegeven dat nu juist de medische autoriteiten die het best gekwalificeerd waren om die gruwelen aan het licht te brengen, psychiaters en psychologen, en de autoriteiten in de misdaadbestrijding, politie en advocaten, eraan hadden meegewerkt om al dat gruwelijks in de doofpot te houden.
'Wetten en wetenschap,' zei hij, 'worden tegen deze slachtoffers gebruikt, net zoals die in het verleden ook tegen andere groepen zijn gebruikt, zodra het in het belang van de autoriteiten was om geslachtofferde minderheden hun rechten te ontzeggen. De zogenaamde wetenschappelijke objectiviteit, de zogenaamde bewijslast zijn als instrumenten van onderdrukking aangewend. Tot deze slachtoffers van seksueel misbruik die de moed hebben getoond om alles weer boven te halen, hebben wij de plicht om te zeggen: "Wij geloven jullie, wij steunen jullie".'
Nu wist ik waarom Alex me meegenomen had. Ik had het gevoel alsof ik gek en vreemd was, een verschoppeling, gevangen in mijn eigen leed. Dit was voor een deel wat Alex bedoelde met naar buiten treden: de ontdekking dat ik niet alleen stond, dat andere mensen hadden meegemaakt wat ik had meegemaakt. Er ging een steek door mijn hart, waarvan ik bijna moest huilen, daar achter in de zaal, poppetjes tekenend op die glanzende omslag van de map, en ik wist ineens weer dat ik daarom zo dol was op Natalie: zij had mij bevestiging gegeven omdat ze voelde wat ik had gevoeld. Was ik soms ook begraven toen zij begraven werd?
Alex was klaar met zijn verhaal. Hij vroeg of er nog vragen waren en er schoot een aantal handen de lucht in. Een man, een secretarisgeneraal van Sociale Zaken, bedankte Alex voor zijn toespraak, maar zei dat hij in zijn samenvatting toch de politieke dimensie miste. Er was wetgeving nodig. Waarom waren er geen parlementariërs onder de gedelegeerden, of zelfs maar gemeenteraadsleden? Alex haalde zijn schouders op en glimlachte. Hij was het met de gedelegeerde eens, zei hij. Op het persoonlijke vlak kende hij een aantal politici die sympathiek tegenover hun zaak stonden, maar de implicaties van de onderzoeken over verdrongen herinneringen waren zo ernstig en de zich verschansende medische en wetgevende autoriteiten zo machtig dat die uiterst onwillig waren om zich in het openbaar ook maar ergens op vast te leggen.
'We zullen deze kwestie op een andere manier onder de aandacht moeten brengen,' zei hij. 'We hebben een aantal rechtszaken nodig, met een grote publiciteitswaarde, om aan te tonen dat er aan dit verschijnsel niet voorbijgegaan mag worden. Als dat gebeurt en als het grote publiek zich er meer bewust van wordt, dan maakt het allemaal een minder gevaarlijke indruk. Als het in de publieke opinie belangrijk wordt, misschien dat de politici dan ook mee gaan doen.'
Er klonk applaus. Zodra dat wegstierf stond er een vrouw op. Ze was opvallend klein, slonzig gekleed, en eind veertig. Ik verwachtte een persoonlijke getuigenis van haar herinneringen aan seksueel misbruik, maar ze stelde zichzelf voor als Thelma Scott, adviserend psychiater aan het St. Andrew's in Londen-Centrum. Alex knikte droog ten teken dat hij haar kende.
'Ik denk dat wij allemaal wel weten wie u bent, mevrouw Scott.'
'Ik heb uw programma even bekeken, meneer Dermot-Brown,' zei ze, met de brochure in haar handen. '"Geloven en gelegenheid bieden", "Luister naar ons", "Juridische obstakels", "Het dilemma van de arts", "Bescherming van de patiënt".'
Ze zweeg even.
'Ja?' zei Alex, met een lichte zweem van ergernis.
'Is dit een forum voor discussie en informatie? Ik zie hier geen discussies gepland staan over de problemen van diagnose, de mogelijke onbetrouwbaarheid van de bovengekomen herinnering, de bescherming van het gezin tegen valse beschuldigingen.'
'Die zijn ook niet nodig, mevrouw Scott,' zei Alex. 'In de hele geschiedenis van dit onderwerp is er juist sprake van bescherming voor het gezin tegen gerechtvaardigde beschuldigingen. We staan nog niet voor het probleem dat we mensen moeten ontmoedigen om beschuldigingen van seksueel misbruik te doen. De ware slachtoffers ondervinden nog zoveel tegenwerking dat ze bijna niet in staat blijken om alles zelfs maar onder ogen te zien, laat staan dat ze in het openbaar opkomen voor hun juridische rechten.'
'En ik constateer dat er nog een groep niet vertegenwoordigd is,' zei Scott.
'Ja?'
'Er is hier niet één neuroloog. Zou het niet interessant zijn om een bijdrage te horen over de werking van het geheugen?'
Alex zuchtte geïrriteerd. 'Over de werking van een tumor weten we niets. Maar daarom weten we nog wel dat roken het risico van kanker verhoogt. Het huidige neurologische onderzoek vind ik fascinerend, Thelma, en ik kan me je bezorgdheid goed voorstellen. Ik wou dat we een wetenschappelijk model hadden voor het functioneren van herinneringen en hoe die in het brein onderdrukt worden, maar de beperkingen van onze kennis zullen me er niet van weerhouden om mijn werk als arts te doen en patiënten in nood te helpen. Goed, zijn er nog meer vragen?'
Het agendapunt leverde weinig meer op, dus na zijn introductie van de heer Hennessey, een grote slanke man met lang blond krulhaar, rond stalen brilletje en een pak papier van epische omvang onder zijn arm, stapte Alex onopvallend van het podium. Knikkend naar een of twee mensen liep hij op zijn tenen langs de zijkant van de zaal en kwam naast me zitten. Ik lachte naar hem.
'Je hebt niet iedereen weten te overtuigen, hè?'
Hij trok een grimas. 'Let maar niet op haar,' mompelde hij. 'Volgens mij had Galileo ook mensen als mevrouw Scott die hem vervolgden, maar die hadden wel allerlei martelinstrumenten tot hun beschikking. Het is een ontzaglijke mythe dat je mensen met rationele argumenten alleen kunt overtuigen. Men zegt wel dat een radicaal nieuw wetenschappelijk idee pas geaccepteerd wordt als alle oude wetenschapsmensen die aan het oude idee vastzitten, gestorven zijn. Kom, we knijpen ertussenuit. Ik wil je even aan iemand voorstellen.'
We liepen op onze tenen naar de deur en hij gebaarde naar een vrouw die tegen de muur geleund stond, waarop ze achter ons aan kwam. De hal was geheel verlaten.
'Ik wou even twee van mijn sterren aan elkaar voorstellen,' zei hij. 'Jane, dit is Melanie Foster. Mel, dit is Jane Martello. Waarom gaan jullie niet even in de ruimte hiernaast zitten om een hapje te eten voordat de hele meute eraan komt?'
Melanie droeg een zakelijk grijs mantelpak, waardoor ik voor mijn gevoel er sjofel uitzag. Volgens mij was ze vijf jaar ouder dan ik, maar ze had een hoop fijne rimpels in haar gezicht, als een verfrommelde krant die weer gladgestreken was. Haar kapsel was kort, grijs en grof van structuur, bijna als een piekige staart van een paard. Ze droeg een brilletje uit grootmoeders tijd en glimlachte lichtelijk onzeker. Ik mocht haar meteen. We keken elkaar aan, knikten en liepen naar het eten.
Er was een buffet, en bedienden in een wit jasje stonden in groepjes te kletsen, in afwachting van de mensen die kwamen. Ik wilde alleen een stuk kaas met brood nemen, maar Melanie schepte een grote lepel gekruide pasta op mijn bord en ik liet haar giechelend begaan.
'Je ziet er mager uit,' zei ze. 'Hier.' Ze stapelde een tomatensalade naast de pasta, daarna een hoop taugé, totdat ik met gespeeld afgrijzen riep: 'Ho! Je moet me hier wel bij helpen, hoor.'
We liepen met ons blad naar een hoektafel waar niemand bij ons zou komen zitten.
'Ik neem aan dat ik jou eerst even moet vragen hoe je Alex kent,' begon ik.
'Ja,' zei Melanie op de besliste toon van een schooljuffrouw. 'Maar ik moet je eerst even zeggen dat ik weet waarom jij Alex kent.'
'Echt waar?' vroeg ik geschokt. 'Het is toch de bedoeling dat zoiets privé blijft?'
'Nou ja, uiteraard,' zei ze vlug. 'Maar jouw geval is nou toch algemeen bekend, of niet?'
'Dat is wel zo, ja, maar toch...'
'Lieve Jane, ik ben hier om jou te helpen en ik kan je wel vertellen dat je het zonder hulp niet redt.'
'Waarom jij, Melanie?'
Ze had net een hap van haar sandwich genomen en toen ze antwoord wilde geven, verslikte ze zich. Ik gaf haar een paar flinke klappen op haar rug. Er viel een lange stilte.
'Dank je wel, ik kan wel weer praten,' zei ze. 'Ik ben tien jaar geleden bij Alex gekomen. Ik had last van depressies, ik had problemen in mijn huwelijk, ik kon niet met de stress van mijn werk omgaan. Je weet wel, Jane, de gebruikelijke gemoedstoestand van de werkende vrouw.'
Ik glimlachte en knikte.
'Een paar jaar lang heb ik over mijn jeugd en dat soort dingen gepraat, maar naar mijn gevoel veranderde er niks. Op een dag zei Alex tegen me dat ik volgens hem door iemand van mijn naaste familie seksueel was misbruikt en dat ik de herinnering eraan onderdrukte. Ik was woedend, ik wees die gedachte volstrekt van de hand en dacht erover om met de therapie te stoppen, maar er was iets waarom ik toch doorging. Dus wij bleven maar poeren in bepaalde periodes uit mijn jeugd, in wat witte vlekken, maar er gebeurde niks. Het zag er allemaal zo hopeloos uit, totdat Alex met het idee kwam dat ik me eens moest voorstellen dat ik seksueel misbruikt werd en van daaruit verder werken.'
Ze zweeg even en nam een grote slok water.
'Het was net alsof er een sluis openging. Ik werd geteisterd door allerlei beelden, seksuele beelden. Naarmate ik me er meer op concentreerde, ze verder ontwikkelde, realiseerde ik me dat het herinneringen waren aan een aanranding door mijn vader. Ik zal je niet vertellen wat hij allemaal met me gedaan heeft, dat was zo vreselijk, zo pervers dat ik het me nauwelijks kon voorstellen. En naarmate Alex en ik erop doorgingen, ontdekten we steeds meer dingen. Ik besefte dat mijn moeder met mijn vader in het complot zat, niet alleen omdat ze het maar liet gebeuren, maar ook omdat ze er actief aan meedeed. En mijn broer en zus waren ook verkracht en misbruikt.'
Ze sprak griezelig kalm, alsof ze zichzelf had getraind om dit vreselijke verhaal te vertellen. Ik vroeg me af wat ik hier nu op moest zeggen.
'Dat is afschuwelijk,' zei ik, wetend dat ze daar weinig aan had. "Was je wel helemaal zeker dat je het niet allemaal verzonnen had?'
'Ik ging er zo onder gebukt en ik had zo'n behoefte aan steun en geruststelling, en die heb ik voornamelijk toch wel bij Alex gevonden.'
"Wat heb je toen gedaan? Heb je het aan de politie verteld?'
'Ja, na een tijdje wel. Ze hebben mijn vader verhoord, maar hij ontkende alles en het is nooit tot een aanklacht gekomen.'
'Wat zeiden je broer en zus dan?'
'Die stonden helemaal aan de kant van mijn ouders.'
'En hoe is het toen met je familie gegaan?'
'Die zie ik nooit meer. Hoe kan ik nou omgaan met mensen die mijn leven kapot hebben gemaakt?'
'God, wat vind ik dit erg voor je. Wat heb je toen gedaan? Hoe reageerde je man?'
Ik was ontzet, maar Melanie maakte een afstandelijke, bijna geamuseerde indruk toen ze de verwoesting van haar leven beschreef.
'Hij kon er helemaal niet mee overweg, en ik ben toen een jaar of twee volkomen ingestort. Ik werd verschrikkelijk ziek, ik kon niet werken, ik functioneerde niet meer, ik kon niks meer. Ik ben ergens anders gaan wonen, ik heb mijn baan opgegeven. Ik ben bijna tien jaar van mijn leven kwijtgeraakt. Ik wou altijd kinderen, weet je. Ik ben halverwege de dertig naar Alex gegaan. Ik ben nu zesenveertig. Ik zal nooit meer kinderen krijgen. Nou kan ik alleen nog maar voor mezelf zorgen.'
'God, Melanie, was het dat allemaal wel waard?'
Haar eigenaardige halve glimlach verdween. 'Waard? Mijn vader heeft me op mijn vijfde anaal verkracht. Mijn moeder wist dat, maar die deed alsof er niks aan de hand was. Dat is wat ze mij hebben aangedaan, dat is waar ik mee moet leren omgaan.'
Ik kreeg een misselijk gevoel, het eten lag droog en zwaar in mijn mond. Ik dwong mezelf om het door te slikken.
'Hebben ze zich nooit tegenover jou verontschuldigd?'
'Verontschuldigd? Ze hebben niet eens toegegeven dat ze iets gedaan hadden.'
'En wat doe je er nu aan?'
Dat klonk als een krankzinnige vraag. Ik wist gewoon niet wat ik anders moest zeggen.
'Een paar jaar terug ben ik een zelfhulpgroep begonnen voor mensen bij wie de herinnering aan seksueel misbruik is bovengehaald. Daarom heeft Alex voorgesteld dat wij eens met elkaar moesten praten. Vanmiddag hebben we een workshop en we vroegen ons af of jij niet mee wou doen.'
'Dat weet ik niet, Melanie.'
'Het is een bijzondere groep vrouwen, Jane, volgens mij mag jij ze wel. Kom eens bij ons kijken. Volgens mij kunnen we jou wel helpen.' Ze keek op haar horloge. 'Ik moet nu weer verder. Maar we komen om twee uur bij elkaar. Het is op de gang, kamer drie. Ben jij er dan ook?'
Ik knikte. Die verweerde, beschadigde vrouw stond op, sloeg de riem van haar tas over een schouder, raapte een stapel mappen op en liep, her en der naar mensen knikkend, door de menigte weg. Voor mijn gevoel liep ze op een liefdadigheidsfeest of een vergadering van de vereniging voor huisvrouwen rond, maar ze stond op het punt om een seminar over psychisch beschadigden voor te zitten.
Ik had behoefte aan een sigaret en koffie. Ik ging in de rij staan, maar toen ik bij de stapels kopjes kwam en mezelf er eentje inschonk, trilde mijn hand zo hevig dat de koffie overal terechtkwam behalve in mijn kopje.
'Ik doe het wel even voor u,' zei een vrouw naast me, en ze schonk voor mij een kopje in en eentje voor zichzelf. Daarna bracht ze me naar het dichtstbijzijnde lege tafeltje en ging bij me zitten. Ik herkende haar. Ik bedankte haar en ze stak haar hand naar me uit.
'Hallo, ik ben Thelma Scott.'
'Ja, dat weet ik. Ik was er net bij toen u uw bijdrage aan de discussie leverde.'
'En ik weet wie u bent,' antwoordde ze droog. 'U bent Jane Martello, de nieuwste en mooiste vondst van Alex Dermot-Brown.'
'Iedereen die ik hier spreek, schijnt me al te kennen.'
'U bent een waardevol bezit, mevrouw Martello.'
Dat deed voor mij de deur dicht.
'Mevrouw Scott, bedankt dat u me even geholpen hebt, maar ik weet eigenlijk al niet goed wat ik hier moet en ik heb zeker geen zin om bij een of andere controverse betrokken te raken.'
'Daar ben je wel wat laat mee, of niet? Je schoonvader verdwijnt straks voor de rest van zijn leven in de gevangenis, en daar heb jij voor gezorgd.'
'Hij heeft toegegeven dat hij het misdrijf heeft gepleegd, mevrouw Scott. Hij gaat voor de rechter zijn schuld bekennen.'
'Ja, dat weet ik,' zei ze, met een opvallend gebrek aan belangstelling. 'Wat vond je van Melanie Foster?'
'Dat vind ik zo'n tragisch geval, onverdraaglijk gewoon.'
'Ja, dat ben ik met je eens.'
Ik dronk mijn kop koffie leeg. 'Ik moet ervandoor,' zei ik, aanstalten makend om op te staan.
'Op naar Melanies workshop?'
'Ja.'
'Voor medevrouwelijke geruststelling? Om te horen te krijgen dat je het goed hebt gedaan?'
'Dat is niet wat ik zoek.'
Thelma Scott trok geamuseerd een wenkbrauw op. 'Echt? Dat is dan mooi,' zei ze, en ze begon haar portemonnee open te maken.
'Ik betaal wel,' zei ik.
'Er valt niets te betalen,' zei ze. 'Onze koffie is aangeboden door Mindset. Ik wou je dit even geven.'
Ze haalde een kaartje te voorschijn, schreef iets op de achterkant en gaf het aan mij. 'Dit is mijn kaartje, Jane. Achterop staat mijn telefoonnummer thuis en mijn adres. Als je ooit het gevoel krijgt dat je mij graag eens zou spreken, bel me dan maar op. Maakt niet uit wanneer. En ik garandeer je dat het tussen ons blijft, en dat kunnen anderen werkzaam op dit onderzoeksterrein niet zeggen.'
Ik pakte met tegenzin het kaartje aan. 'Mevrouw Scott, ik heb echt niet het gevoel dat wij iets met elkaar te bespreken hebben.'
'Prima, dan bel je niet. Maar stop het wel in je portemonnee. Toe dan, ik wil het je zien doen.'
'Oké, oké.' Ik deed wat ze zei, terwijl ze scherp toekeek. 'Zo, het zit onder mijn Leisurecard.'
Voordat ik op kon staan, boog ze zich over de tafel en pakte mijn hand. 'Hou het daar. Je bent er nog niet klaar mee, Jane,' zei ze, op een dringende toon die me verraste. 'Pas goed op jezelf.'
'Dat doe ik altijd,' zei ik, en liep weg zonder om te kijken.
Kamer drie was veel kleiner dan de zaal waar we eerder hadden gezeten. Er stonden tien stoelen in een kring, en toen ik binnenkwam, waren die bijna allemaal bezet, door vrouwen. Ze keken me nieuwsgierig aan terwijl ik ging zitten. Moest ik mezelf nou voorstellen? Zou het onbeleefd zijn als ik een tijdschrift ging lezen voordat de workshop begon? Ik sloeg mijn map open alsof ik vlug nog iets moest voorbereiden. Ik merkte wel dat er andere mensen binnenkwamen en gingen zitten, en daarna groette Melanie me en keek ik op. Alle stoelen waren nu bezet, maar twee mensen moesten staan, onder wie Alex Dermot-Brown, dus er werden stoelen bijgehaald en we schoven allemaal een stukje naar achteren om plaats voor ze te maken.
'Goeiemiddag,' zei Melanie, toen iedereen eenmaal zat, 'welkom bij het onderdeel "Luister naar ons". Ik zal proberen om in de geest van die titel te handelen en zo weinig mogelijk aan het woord te zijn. Zoals jullie weten is dit voor onze groep geen gewone bijeenkomst. We hebben een stel waarnemers en een gast erbij. Ik heb geen zin om hier officieel te doen en ik zal alleen maar op een hele losse manier de voorzittershamer hanteren. Ik stel voor dat we allemaal eerst even zeggen hoe we heten en vertellen waarom we hier zijn. We gaan met de klok mee en ik begin. Ik heet Melanie en ik heb de herinnering bovengehaald aan seksueel misbruik door mijn vader en moeder.'
En daarmee begonnen de introducties: een opsomming van pijnlijke ervaringen die ik nauwelijks kon aanhoren.
'Ik heet Christine en ik ben hier omdat ik de herinnering heb bovengehaald aan seksueel misbruik door mijn stiefvader.'
'Mijn naam is Joan en ik ben hier omdat ik de herinnering heb bovengehaald aan seksueel misbruik door mijn vader en mijn ooms.'
'Mijn naam is Suzanne en ik ben hier omdat ik de herinnering heb bovengehaald aan seksueel misbruik door mijn vader.'
'Hallo, ik heet Alex Dermot-Brown en ik ben een arts die naar de slachtoffers van seksueel misbruik wil luisteren en ze helpen om zichzelf te kunnen helpen.'
'Ik heet Christine.' Een verdrietig lachje. 'Nog zo iemand. Ik heb de herinnering bovengehaald aan seksueel misbruik door mijn oudere broers.'
'Ik heet Sylvia en ik heb me weer herinnerd dat ik als kind door mijn stiefvader en nog een man ben verkracht.'
'Ik heet Lucy en ik heb de herinnering bovengehaald aan seksueel misbruik door mijn vader en mijn moeder.'
'Ik heet Petra Simmons en ik ben advocaat.' Ze lachte even nerveus. 'Ik ben hier om te kijken wat ik voor jullie kan doen. En om er iets van te leren, hoop ik.'
'Mijn naam is Carla en ik heb me weer herinnerd dat ik seksueel ben misbruikt. Maar ik weet niet door wie. Ik was toen zo klein.'
Ik was aan de beurt. Mijn wangen brandden.
'Mijn naam is Jane,' zei ik. 'Ja, ik ben hier eigenlijk niet goed op voorbereid. Ik wist hier niets van af. Ik dacht dat ik gewoon waarnemer zou zijn, om te kijken hoe zoiets ging.'
'Geeft niet, Jane,' zei Sylvia, een robuuste aantrekkelijke vrouw van middelbare leeftijd. 'Het eerste wat wij moeten leren is om onder woorden te brengen wat ons is overkomen. We zijn er zo aan gewend dat we niet geloofd worden en dat ons verhaal ondergraven wordt. Daarom hebben we dit soort trauma's onderdrukt.'
'Sorry.' Dat was de vrouw links van me. 'Mag ik me nog even voorstellen voordat we aan de discussie beginnen?'
'Ja natuurlijk,' zei Melanie. 'Ga je gang.'
'Hallo, ik heet Sally,' zei ze. 'Ik heb in mijn geheugen kunnen terughalen dat ik door mijn vader en een vriend van de familie seksueel misbruikt ben. Dat is alles. Sorry dat ik je onderbrak, Sylvia.'
Er viel even een ongemakkelijke stilte omdat Sylvia er niets meer over te zeggen had. Van dat moment maakte ik gebruik.
'Sorry hoor, maar ik ben hier nog niet aan toe. Jullie zijn allemaal heel moedig, en als ik eraan denk wat jullie allemaal hebben doorge-maakt dan vind ik dat niet te verdragen, maar voor mij is dit nog allemaal te vers.'
'Met ons hoefje geen medelijden te hebben,' zei Carla, een jonge vrouw met prachtig henna-haar in een lange jurk met een schitterend dessin. Ze was net een zigeunerin uit een droom. 'Het erge is dat je er niet over kan praten. "Wat wij hier hebben gedaan, Jane, is elkaar bevrijden. Ik weet niet hoe het precies bij jou is gegaan, maar ik neem aan dat je op dit moment aan je bovengekomen herinnering twijfelt en je schuldig voelt over de gevolgen die dat had. Zodra slachtoffers van seksueel misbruik proberen te beschrijven wat ze is overkomen, maken ze nog een keer dezelfde ellende mee. Iedereen die het verhaal van een slachtoffer van seksueel misbruik in twijfel trekt, pleegt ook seksueel misbruik. Wat wij vooral met onze groep doen, is elkaar steunen en kracht meegeven. Wij geloven je, Jane, en wij vertrouwen je.'
'Dank je wel. Ik weet zeker dat deze groep jullie veel emotionele steun biedt.'
Er ging een zacht gelach door de kring en er werden blikken gewisseld. Melanie tikte met haar pen op de map en vroeg om stilte. Daarna zei ze: 'Het gaat hier niet alleen maar om emoties. Dit is een politieke zaak. Als je je bij ons wil aansluiten, en we hopen echt dat je dat doet, dan zul je erachter komen dat er hele netwerken van seksueel misbruik bestaan, dat er onder mensen met macht lieden zijn die seksueel misbruik plegen. Dat is waar wij tegen moeten vechten.'
'Dat meen je niet,' protesteerde ik.
'Hoe zijn jouw ervaringen dan, Jane? Jij hebt een moordenaar en verkrachter teruggevonden die vijfentwintig jaar lang uit handen van justitie heeft weten te blijven. Wat is daarmee gebeurd? Wordt jouw getuigenverklaring nog gebruikt? Wordt er van jouw onthulling nog proces-verbaal opgemaakt?'
'Ik heb een verklaring afgelegd. Maar hij heeft het al opgebiecht,' gaf ik toe. 'Hij gaat voor de rechter schuld bekennen.'
'Komt dat even goed uit,' zei Melanie. 'Kijk, mensen kunnen gewoon niet onder ogen zien dat seksueel misbruik wijdverbreid is, dat het niet alleen maar om de kwaadaardige lustmoordenaar gaat, maar om de man van het huis hiernaast - de man van de kamer hiernaast. Dat is te verschrikkelijk om over na te denken. Dus van ons slachtoffers wordt dan ook verwacht dat we ons dat niet herinneren — ons wordt verweten dat we ons dat herinneren. Maar nu spreken we ons uit. En binnenkort spreken nog meer mensen zich uit en zal die systematische bescherming van lieden die seksueel misbruik plegen ook aan het licht komen. De politie en je familie hebben geprobeerd om jou je eigen werkelijkheid te laten ontkennen, om je van jezelf te vervreemden. Wij zijn hier om jou te helpen.'
Na de workshop wilde Alex me nog aan wat meer mensen voorstellen, maar ik zei dat ik weg wilde. Ik zei dat ik wel een taxi zou nemen, maar hij wilde me perse wegbrengen zodat ik veilig thuiskwam. Ik hield een tijdje mijn mond terwijl we ons langzaam door de eerste drukte van de spits voortbewogen.
'Wat vond je van Melanies groep?' vroeg hij.
'Dat zou ik niet kunnen zeggen. Ik vind het zo moeilijk om rationeel te zijn over zoveel leed.'
'Heb je zin om je erbij aan te sluiten?'
'Mijn god, dat weet ik niet, Alex. Ik heb een keer op een liefdadigheidsfeest bij de jongens op school een stalletje moeten runnen. Die ervaring heeft me van elk verenigingsleven genezen. Ik voel me niet thuis bij grote groepen mensen.'
Er viel nog een lange stilte. Ik had twee moeilijke vragen die ik wilde stellen.
'Alex,' zei ik uiteindelijk, 'jij bent een specialist op het gebied van recovered memory, en ineens bleek ik ergens nog een herinnering te hebben die lag te wachten tot hij weer bovengehaald werd. Is dat niet raar?'
'Nee, Jane, dat is niet raar. Weet je nog toen wij elkaar voor het eerst zagen? Toen had ik niet het idee dat ik iets voor je kon doen. Je had het erover dat er ergens midden in die gouden jeugd van je een zwart gat zat. Dat leek me interessant. Ik ben naar een verborgen herinnering gaan zoeken omdat ik zeker wist dat die er was.'
'En je kon je niet vergist hebben?'
'Je hebt 'm toch gevonden, of niet?'
'Ja, dat klopt. Ik wou dat ik daar wat blijer om was.'
'Weet je nog wat Melanie tegen je zei? Dat je je schuldig voelt over een herinnering die je weer bovengehaald hebt, is heel normaal. Voor die tijd was het leven simpeler, of niet soms? Maar jij hebt Natalie niet vermoord.'
'Alex, jij hebt toch niet met een journalist over mij gepraat, of wel?'
Tot mijn schrik draaide hij ineens aan het stuur en zette de auto langs de stoeprand. Iemand toeterde en riep iets.
'Jane, ik ben je therapeut. Dat is iets vreselijks wat je daar zegt.'
'Op het congres was het nou niet direct geheim.'
'Die mensen delen allemaal hetzelfde leed, Jane. Die kunnen je helpen, jij kan hen helpen. Je bent een sterke en intelligente vrouw, een overlever. Jij hebt de mogelijkheid om heel veel goeie dingen te doen.'
'Dit gaat mij allemaal te snel, Alex. Ik kan me nog niet gaan inzetten voor anderen. Ik heb al moeite genoeg om voor mezelf te zorgen.'
'Je kent je eigen kracht niet. Jij zou een getuige kunnen zijn ten behoeve van een grote zaak, als je dat wil. Je zou misschien over je ervaringen kunnen schrijven, al was het maar als een soort therapie. Niets zeggen, denk daar gewoon eens even over na. Mocht je dat niet alleen afkunnen, dan zouden we dat samen kunnen doen.'
Ik schudde mijn hoofd. Ik kreeg een heel moe gevoel.
'Naar huis, James.'
33
Van alle personages die gevangen zaten in deze afgrijselijke tragedie was Claud ongetwijfeld de held. Maandenlang —jarenlang, als ik eerlijk ben - had hij in de coulissen van mijn leven moeten wachten voordat ik hem helemaal van het toneel af probeerde te duwen. En nu kon ik me nauwelijks voorstellen dat ik zonder hem verder moest, hoewel ik er wel voor zorgde dat ik hem niet te vaak zag of op hem ging leunen als ik hem wel zag. Kim waarschuwde me daar voortdurend voor.
'Wees aardig tegen hem,' zei ze, 'maar bedenk wel wat aardig zijn in zo'n situatie betekent.'
Er waren dagen dat ik hem terug wilde en niet snapte waarom ik eigenlijk bij hem weg was gegaan. Op die dagen kookte ik en tuinierde en dronk gin en probeerde die bibberende fladderende paniek hoog in mijn maag te negeren.
Claud was uiteraard van tevoren over Alan ingelicht, maar ik weet niet zeker of dat het minder gruwelijk voor hem maakte of de pijn voor hem verzachtte. Hij reageerde door de rol op zich te nemen van de oudste zoon, de man in het gezin. Met verwondering en bewondering keek ik hoe hij met de pers omging, brieven schreef, Martha's bezittingen uitzocht. Het leek wel of hij niet meer sliep en aan niets anders dacht dan het leven voor alle anderen te vergemakkelijken. Hij zag er jonger uit. De diepe groeven om zijn mond, die zijn gezicht een bejaard verdriet hadden meegegeven, waren weggetrokken, zijn ogen stonden frisser. Iedereen om hem heen klapte op zijn manier helemaal in elkaar, maar hij maakte juist een evenwichtiger indruk, alsof hij in lange tijd niet zo'n beheerst persoon was geweest. Hij wist precies waar hij mee bezig was. Ik dacht even dat hij op de rand van instorten stond.
Nooit gaf hij mij de schuld. Naar mijn gevoel lette hij op elk woord en gebaar van me, koos hij zijn woorden altijd zo dat hij me nooit pijn deed. Hij was zo vriendelijk dat ik er nerveus van werd, en ik moest denken aan de tijd dat we onze eerste afspraakjes hadden: altijd hield hij de deur voor me open, bracht hij bloemen voor me mee, liet hij me uitpraten, maakte hij een complimentje over hoe ik eruitzag. Hij deed zijn best om het niet met me oneens te zijn, en als dat voorkwam, was hij dat op zo'n respectvolle, voorzichtige manier dat ik er gek van werd. Het duurde lang - we waren al een tijd getrouwd, hadden samen twee zoons, een hypotheek en een heel netwerk aan vrienden - voordat hij dat behoedzame liet varen en me nam voor wie ik was. Ik weet eigenlijk niet of hij ooit wel zover is gekomen. Hij was altijd zo bang dat hij me van zich afstootte en me kwijtraakte. Misschien is hij me wel kwijtgeraakt omdat hij zich tegenover mij nooit helemaal heeft blootgegeven. Hij liet me zijn liefde en zijn kracht zien, maar nooit zijn angsten en falen. Hij had te hard zijn best gedaan. Met deze herwonnen zorgzaamheid hield hij me nu ijverig van alles op de hoogte: hoe het met Theo en Jonah en Alfred ging, hoe hun vrouw en haar broers en zussen tegenover de hele toestand stonden, zelfs wat die allemaal over mij hadden gezegd, maar daar deed hij vaag over. Ik voelde hoe hij het bittere gevoel eruit redigeerde.
'En met Alan?' vroeg ik hem bij een van zijn eerste bezoeken.
'Die zegt niets,' antwoordde hij. 'Tegen niemand. Geen woord.'
Het idee dat Alan - die zo lang als ik hem kende, nog nooit in staat was geweest om zijn mond te houden - zich in stilzwijgen terugtrok, had iets angstaanjagends. Ik stelde me voor hoe zijn geest als een grote vis net onder dat stille oppervlak lag te spartelen.
Naarmate het proces dichterbij kwam, voelde ik me steeds kwetsbaarder en naakter worden. Op een dag werd er tijdens het winkelen zonder dat ik het wist een foto van me genomen, die overal in de bladen kwam: 'Zij herinnerde zich alles weer'. Wat er specifiek over mij geschreven kon worden, was aan juridische beperkingen onderhevig, maar dat weerhield medische journalisten er niet van om overrecovered memory te publiceren en columnisten weerhield het er niet van om in te gaan op kwesties die daar zogenaamd mee te maken hadden en te schrijven over de familie en de druk op een beroemde schrijver als die ouder wordt. Ik was in een dierentuin beland en kon de uitgang niet meer vinden.
Er werden verwoede pogingen gedaan Alan over te halen om een advocaat te nemen, maar hij weigerde iedere juridische steun. Hij stond erop tegenover de rechter schuld te bekennen en wilde zich niet verdedigen en wilde niet dat er uit zijn naam een verdediging gevoerd werd. Er bestond enige huiver dat dit misschien een perverse truc van hem was en dat hij op het laatste moment toch geen schuld zou bekennen. Dus ik had twee gesprekken in een klein procureurskantoor in een zijstraat van Fleet Street, waarbij een keurig geklede jongeman en jonge vrouw me stevig aan de tand voelden en vooral geïnteresseerd waren hoe ik aan het dagboek was gekomen en hoe de therapie bij Alex Dermot-Brown precies was verlopen. Bijna alles wat ik zei was een reden voor gefluister en een ernstige oogopslag.
'Is er een probleem?' vroeg ik.
'Of dit wel toelaatbaar is,' zei de jongeman, 'maar dat is ons probleem en niet het uwe.'
Claud gedroeg zich alsof hij op pure wilskracht alles weer 'goed' kon maken ('Het komt allemaal goed', was een vaste uitdrukking, een mechanische verwachting). Hij was de enige die alle broers nog wel eens zag en met Jerome en Robert praatte, met Paul squashte en de fictie in stand hield dat die grandioze eenheid tussen de Cranes en de Martello's nog altijd bestond. Hij ging een aantal keer bij pa langs, en ik denk dat ze met elkaar hebben kunnen praten op een manier die tijdens ons huwelijk niet mogelijk was. Hij is zelfs bij Peggy op bezoek geweest, met wie hij nooit echt kon opschieten, en heeft haar vragen beantwoord. 'Dat Paul en zij gescheiden zijn, wil nog niet zeggen dat zij er niet meer bij hoort. Zij kent Alan tenslotte veel beter dan Erica.'
Ik vroeg me af wat hij deed als hij weer in zijn keurige flatje zat, hoe hij zijn tijd doorkwam als hij geen taken meer te vervullen had. Ik vroeg me af of er iemand was met wie hij over zichzelf praatte. Ik zag voor me hoe hij een karbonade op de grill legde, één glas rode wijn inschonk en zijn bescheiden maaltijd bij de Nine O'Clock News opat. Daarna liep hij het flatje door om kussens recht te leggen, de gordijnen dicht te trekken, te zorgen dat de deur wel goed op slot zat, dat zijn kleren voor de volgende dag klaarlagen en dat zijn wekker op de radiostand stond. Hij ging midden op zijn bed liggen wachten tot hij in slaap viel en ik wist zeker dat dan de beelden met al die ellende van de laatste tijd door zijn hoofd zouden spelen en dat hij die een plaats zou geven. Ondanks al zijn pietepeuterigheid, zijn omzichtigheid, zijn voorliefde voor vaste gewoontes en zijn aandacht voor het detail is hij een moedig mens. Een stoïcijns mens, vermoed ik.
Op een avond heb ik hem te eten gevraagd. Het was de eerste keer sinds wij uit elkaar zijn gegaan dat ik voor hem heb gekookt -op dat paddestoelenetentje na. Zenuwachtig zat ik te bedenken wat ik moest maken: het mocht niet te bijzonder zijn, alsof het een afspraakje was, maar ook niet volkomen normaal, alsof we nog man en vrouw waren. Uiteindelijk koos ik voor een simpele kip met knoflookbrood en een salade, met een stel lekkere kazen en fruit toe. Drie kwartier voordat hij zou komen, sneed ik twee grote rode paprika's in reepjes en fruitte die met knoflook. Toen die afgekoeld waren, deed ik er balsamicoazijn en een blikje afgegoten tomaten bij. Ik kruidde de kip met rozemarijn en deed die in de oven. Daarna waste ik de sla en maakte die klein in een bak, met komkommer, venkel en avocado. Ik vroeg me even af of ik wat anders aan moest trekken, maar hield mijn kleren van mijn werk toch maar aan - ik deed wel wat mascara op mijn wimpers en depte wat rozenwater achter mijn oren.
Het is prettig om Claud te zien eten. Hij gaat methodisch te werk: hij prikt van alles een klein beetje op zijn vork, kauwt goed en spoelt het weg met een klein slokje volle Chardonnay. Als ik hem zie eten, krijg ik hetzelfde gevoel als in mijn jeugd, toen ik pa zich 's ochtends zag scheren. Zouden Claud en ik ooit weer bij elkaar terug komen, vroeg ik me af, terwijl ik naar zijn dunne polsen, zijn behendige lange vingers en zijn kalme geconcentreerde houding keek. Vanavond leek dat niet zo onwaarschijnlijk, hoewel ik op het moment dat die gedachte door mijn hoofd schoot al een verslagen gevoel kreeg. Toen hij klaar was, legde hij zijn mes en vork netjes naast elkaar, veegde met een hoekje van zijn servet zijn mond af en lachte naar me.
'Wie is die Caspar?'
Die vraag had ik niet verwacht.
'Een vriend.'
'Zomaar een vriend?'
'Ik heb geen zin om het daar over te hebben.'
'Je kan me toch wel vertellen of het serieus is.'
'Er is helemaal geen "het". Ik heb Caspar al in geen weken meer gesproken. Zo goed?'
'Niet zo bits tegen me doen, Janey.'
'Ik heet geen Janey.'
Hij sneed voor zichzelf twee driehoekjes kaas af en pakte een paar kaaskoekjes uit de trommel.
'Vind je niet dat ik het recht heb om zoiets te weten?'
'Nee, ik vind van niet.'
Dit was beter - mijn gevoel dat ons huwelijk iets onvermijdelijks was, werd langzaam minder. Het liefst wilde ik nu dat deze avond voorbij was. Ik had zin om een thriller te lezen, in bed met een kopje thee.
Hij legde een stukje geitenkaas op een cracker en schoof dat in zijn mond. Hij kauwde er een aantal keer op.
'Het punt is dat ik me nog steeds met je getrouwd voel,' zei hij heel rustig. 'Ik heb nog steeds het gevoel dat jij mijn vrouw bent, dat ik jouw man ben.'
'Nou ja, je...'
'Laat me even uitpraten.' Hij zag blijkbaar niet dat dit niet het goede moment was, dat alle mogelijkheden die avond geleidelijk verspeeld waren. 'Dat gevoel is sterker geworden sinds pa bekend heeft. Wij hebben een vreselijke tijd doorgemaakt, de vreselijkste tijd die je maar kan doormaken, en we hebben elkaar gesteund. Ik heb jou toch gesteund, of niet soms?' Zwijgend knikte ik. 'Ik zal niet tegen je liegen: een van de redenen waarom ik me door deze, deze ellende heen heb gesleept, is de hoop dat wij daardoor misschien weer bij elkaar terug zouden komen. Ach, we zijn al van middelbare leeftijd, Jane, we moeten aardig tegen elkaar zijn, niet van elkaar af proberen te komen. Wij horen bij elkaar, wij en de jongens.' Ik verstijfde toen hij over de jongens begon - dat was vuil spel, de jongens gebruiken. Hij merkte niet dat ik me in mezelf terugtrok. 'We horen een gezin te zijn. Vind je niet?'
Maar ik kreeg geen kans om antwoord te geven. Hij stond op, liep om de tafel heen en nam mijn gezicht in zijn handen. Hij maakte geen opgewonden of treurige indruk, hij was gewoon heel vastbesloten, alsof hij het idee had dat hij al het andere nu voor elkaar had en nu dit zaakje ook even ging regelen. Hij was te dichtbij, ik zag hem niet meer scherp en ik rook de wijn en knoflook uit zijn mond. Ik duwde hem van me af.
'Nee, alsjeblieft Claud. Dit wordt niks.' Ik zat te trillen. 'Het is mijn fout. We trekken de laatste tijd meer naar elkaar toe, dat is waar, en we zijn aardig voor elkaar. En toen heb ik je bij me thuis gevraagd en dacht jij natuurlijk...'
'Hou op. Niks meer zeggen.' Van de spanning waren er twee vlekken op zijn bleke gezicht verschenen. Hij pakte zijn jas. 'Geen woord meer. Niet nu. Denk er gewoon even over na, ja? Het was niet mijn bedoeling om de dingen zo te overhaasten. Om je zo te laten schrikken.' Alsof ik een schichtig dier was, dat gelokt moest worden. Hij bleef even in de deuropening staan. 'Dag.' Hij aarzelde. 'Lieveling.'
Ik had helemaal geen begeerte gevoeld, bedacht ik, toen ik bezig was de borden af te ruimen en de kazen in hun vetpapier te wikkelen. Helemaal niet. In plaats daarvan voelde ik een soort doffe paniek: ik kon niet zomaar terug naar mijn oude leven, alsof ik een midlifecrisis had gehad en daarna mijn evenwicht weer had gevonden. Claud had ons mensen van middelbare leeftijd genoemd en dat was natuurlijk waar. Maar zo voelde ik het niet.
'Sorry dat ik zo laat ben.'
Caspar schoof op de stoel tegenover me. Hij raakte me niet aan.
'Ik ben er ook nog maar net.'
We waren allebei beleefd maar op onze hoede. Ik hield hem de wijnkaart voor en hij pakte die voorzichtig aan, zodat onze vingers elkaar niet raakten.
'Ik heb een pinot noir besteld,' zei ik.
'Lekker,' zei hij. 'Zullen we ook wat te drinken bestellen?' Hij keek me recht in de ogen. 'Heb je mijn onweerstaanbare humor niet gemist?'
Ik schudde afkeurend mijn hoofd. 'Is dat er soms een voorbeeld van?'
'Nou ja, ik doe er de laatste tijd niet veel aan.'
De wijn arriveerde en we namen serieus kijkend een slokje. Ik stak een sigaret op en merkte dat mijn handen lichtjes trilden. Caspars gezicht betrok enigszins.
'Had je liever gehad dat ik je op een boze manier vroeg waarom je mij zonder iets te zeggen hebt laten vallen en me daarna ineens weer hebt opgebeld?'
'Vraag maar. Boos wil ik niet dat je bent.'
'Hoe gaat het met je, Jane?'
In de weken dat ik hem had ontlopen, was ik vergeten hoeveel aandacht hij kon geven. Als hij me aankeek, voelde ik dat hij me ook echt aankeek. Zijn blik had iets onderzoekends. Als hij me vroeg hoe het met me ging, wist ik dat het geen retorische vraag was, hij wilde dat echt weten. Ik haalde diep adem.
'Niet zo best, denk ik. Je weet wel.'
Hij knikte. 'Zit de pers je wat minder op de huid?'
'Ja, een beetje wel. Maar het proces begint over een week, dus dat zal wel weer erger worden, neem ik aan.'
'En jij moet daar getuigen?'
'Waarschijnlijk niet. Behalve als Alan ineens weer van gedachten verandert en beweert dat hij onschuldig is. Dan hangt het allemaal van mij af.'
'Kan je er met mij over praten?' Zijn vraag was precies goed geformuleerd. Als hij had gezegd: 'Wil je er met mij over praten?' dan had ik het gevoel gekregen dat hij me wilde helpen en was ik waarschijnlijk dichtgeklapt. Maar nu merkte ik dat ik heel erg graag wilde uitleggen wat ik allemaal doorgemaakt had. Tenslotte had ik het nog helemaal niet aan mezelf uitgelegd. Aan dit gesprek had ik behoefte.
'Sorry dat ik je niet gebeld heb,' zei ik in een opwelling.
Hij glimlachte. 'Ik ben blij dat je het zegt, maar het is niet erg,' antwoordde hij. Hij zette zijn bril op en bestudeerde het menu. 'Laten we iets met een stel dipsauzen nemen met wat olijven erbij. Ik heb sinds het ontbijt nauwelijks nog wat gegeten.'
Ik vertelde hem alles. Ik beschreef mijn jeugd, onze vriendschap met de Martello's (over Theo fietste ik heen) en de verdwijning van Natalie. Ik vertelde hem dat ik jong met Claud was getrouwd en dat mijn huwelijk in de loop der jaren onzichtbaar was geërodeerd, als een zandkasteel dat terugzakte in het gerimpelde oppervlak van een strand. Dat ik uiteindelijk bij Claud was weggegaan, en ik beschreef hoe ik Natalies lijk had gevonden. Hij was een goede luisteraar. Ik stopte even om een sigaret op te steken en hij bestelde nog een fles wijn.
Ik zei dat ik me gerealiseerd had dat ik diep ongelukkig was en dat ik na een paar omwegen (ik had het wel over mijn afgebroken poging tot analyse, maar niet over William) in therapie ben gegaan bij Alex Dermot-Brown.
'Wat wou je met die therapie?' vroeg hij.
'Een beetje controle over mijn leven, denk ik. Ik had het gevoel dat ik in de prut zat en dat ik niet echt wist hoe ik daar uit moest komen. Later werd het meer een zoektocht naar de waarheid over mijn verleden.'
'Dan heb je wel wat om naar te zoeken,' zei hij mild.
Ik probeerde hem iets over de therapie te vertellen, maar dat was moeilijker: die momenten van verlichting die ik op de bank had gehad, ontglipten me, als kwik onder de druk van een vinger.
'Hij heeft me geholpen om een verhaal in mijn leven te vinden,' zei ik onhandig, napratend wat Alex een keer tegen me had gezegd.
'Ik dacht altijd,' antwoordde hij, 'dat het aantrekkelijke van psychoanalyse nou juist was dat die ons in de gelegenheid stelt om het verhaal van ons leven te vertellen.'
Ik wist niet of dit als kritiek of als compliment bedoeld was - waarschijnlijk geen van beide.
'Het is lastig om er nu over te praten, het is maf, zo lastig als het is om het chronologisch te onthouden,' gaf ik toe. 'Het lijkt meer op een soort ruimte waarin ik mezelf heb verkend. Maar ik weet niet of ik er wel mee doorga - ik weet niet waar dat goed voor zou zijn. Bovendien' - in het wijnlokaal werd het steeds drukker, ik moest mijn stem verheffen om boven het geroezemoes en gerinkel aan het eind van een dag uit te komen - 'bovendien is zoiets ook heel eng. Ik bedoel, ik heb er eigenlijk nooit goed over nagedacht hoeveel pijn mensen met zich mee kunnen dragen en het toch nog weten te redden. En ik weet nog steeds niet zeker of het opdreggen van herinneringen en het weer openen van wonden wel altijd goed is. Soms moet iets gruwelijks maar verborgen blijven.' Ik rilde. 'Niet in mijn geval, uiteraard. Maar ik vind wel dat sommige dingen niet uitgelegd hoeven te worden. En dat psychische schade soms in een luchtdichte container moet blijven, zoals bij kernafval. Voor therapeuten is dat natuurlijk ketterij. Behalve voor een sceptisch iemand als Alex.'
'Ik ben blij dat jij ook sceptisch bent,' zei hij.
'En ik ben blij dat je zonet niet "in staat stelt" hebt gezegd,' lachte ik. Daarna vertelde ik hem over de groep waar ik was gaan kijken, maar daar zei hij helemaal niets over.
'Zo, dat is waar we nu staan. En nu weet jij wel honderd keer meer over mijn leven dan ik over dat van jou.' Ineens voelde ik mezelf daar verdwaasd zitten, alsof in een bioscoop de lichten aangegaan waren.
'Mijn tijd komt nog wel,' zei hij, en hij wenkte de ober. 'Kan ik de rekening even krijgen.' Hij deed zijn handschoenen aan. 'Ik moet weer naar Fanny,' zei hij. 'Die heeft het trouwens wel eens over jou.'
"We gingen samen weg. 'Gaat het, denk je?' vroeg hij.
'Ja,' antwoordde ik, want naar mijn idee was dat wel waarschijnlijk.
'En bel je me nog eens?'
'Ja, dat doe ik. Dit keer echt.'
'Nou, dag.'
'Dag, Caspar. Dank je wel.'
Even dacht ik dat hij me aan zou raken, maar dat deed hij niet en daar was ik blij om.
34
Op een avond kwam Claud onderweg naar huis van zijn werk mijn doos van de Stead even langs brengen. Hij bleef staan treuzelen voor de deur. Hij vroeg er niet naar, maar ik zag dat hij wilde dat ik hem vroeg of hij iets wilde drinken of wilde mee-eten of bij me wilde komen wonen en weer met me trouwen. Op elk punt hield ik voet bij stuk. Dit was geen avond voor dat soort dingen. Ik wilde deze doos in mijn eentje bekijken. Hij had het erover hoe het ging op de Stead, nu Jonah alles aan het wegdoen was en op het punt stond het huis te verkopen. Ik luisterde, maar ik vroeg niets en reageerde nauwelijks. Na een paar minuten liep het gesprek dood en stond ik nog steeds vastberaden met de deur op een kier. Met een ontmoedigd gezicht zei hij dat hij er maar weer vandoor ging, en ik bedankte hem dat hij de doos langs had gebracht, en toen mompelde hij iets met een nog ontmoedigder gezicht. Ik vroeg niet wat hij zei en hij keek echt heel zielig en liep weg.
De broers hadden uiteraard op de Stead gewoond, maar Paul en ik kwamen daar alleen af en toe, dus wij hadden een doos. Martha en Alan hadden ons er eentje gegeven toen we nog klein waren. Het was een verhuisdoos met klapdeksel en daar moesten onze spullen in op de Stead, de dingen die we aan het eind van de zomer wegborgen als we naar de wereld terugkeerden, en die doos werd op zolder gezet. Het eerste wat we deden als we eind juli het jaar daarop uit de wereld terugkwamen, was naar boven rennen en onze doos pakken en de spullen er uit halen, die kleiner waren geworden omdat wij groter waren geworden.
De aanblik van die doos had iets ongerijmds, bijna onfatsoenlijks. Deze doos hoorde in de Stead, in mijn verleden thuis, en nu was die door mijn ex-man voor mijn deur neergeplempt. Toen ik 'm probeerde op te tillen, kreeg ik bijna spijt dat ik Claud niet even binnen had gevraagd. Mijn armen pasten niet om een verhuisdoos, dus ik moest 'm door de gang slepen, met het geluid van een vingernagel over een vensterruit, en een stoffig wit spoor dat nu vermoedelijk een blijvend aspect van het interieur was geworden. Ik sleepte de doos helemaal naar de keuken en liet hem naast de tafel staan.
Dit ging wel wat tijd kosten. Ik moest goed voorbereid aan de slag gaan, dus ik maakte een gin-tonic, pakte een vers pakje sigaretten uit de slof Marlboro die een tolerante Duncan de vorige week belastingvrij voor me had gekocht, stak de eerste op en maakte de doos open. Hij was heel anders dan de dozen die ik nog op mijn eigen zolder heb staan. Er waren geen bundeltjes oude brieven met een lint eromheen, geen oude rapporten, studentenkaarten, scripties, diploma's, schoolfoto's. Dit was niet een heel leven. Dit waren de overblijfselen van periodes tussen mijn leven door.
Ik haalde er wat oude boeken uit: The Little White Horse, Anne of Green Gables, Pride and Prejudice, Little Women, Kim en wat oude Look and Learns, die ik allemaal onmiddellijk weer wilde gaan lezen, maar opzij legde voor een andere keer. Er zaten wat volstrekt nutteloze dingen bij: oude pennen, batterijen, leeggedrukte tubes lijm, losse oorbellen, tubes lippenstift zonder lippenstift. Waarom had ik die niet allemaal weggegooid? Een hoop rare dingen. Een hartvormig doosje vol met watten. Wat had daar in gezeten? Haarkammetjes. Een zware beschilderde steen die ik als presse-papier ging gebruiken. Een grappig aardewerken schaaltje met een aapje erop. Dat was ik helemaal vergeten. Dat kon ik misschien gebruiken voor paperclips. Wat oude cassettebandjes. Een stel goedkope reisgidsen van Griekenland en Italië smeet ik meteen in de vuilnisbak. De gids van Griekenland had ik wel gekocht, maar de vakantie erheen, daar was ik nooit aan toegekomen.
Helemaal onderin lag een laag oude notitieboekjes. Allemaal, vooral Natalie en ik, schreven we voortdurend alles op, zeker in die stukjes zomer die we jaren later altijd verdringen, de keren dat het dag in dag uit regende en dat wij door het galmende huis stoven. Ik sloeg een vluchtige blik in wat boeken, op de verkleurde oude tekeningen, op de spelletjes galgje en spookje, de getekende poppetjes en brieven. En op de dagboeken die ik bijna elk jaar bijhield. Ineens schoot me iets te binnen, en ik zocht verder tot ik een saai rood schrift vond met daarop: 'J. Crane. Dagboek. 1969.' Ik bladerde het door tot ik bij de laatste met balpen beschreven bladzijde kwam. Zinloos uiteraard. De dag na het feest of zelfs maar de dag van het feest stonden er niet in. Het leven was toen te groot, te emotioneel geworden om in een dagboek beschreven te worden. Hoe had ik me die laatste gouden dagen gevoeld, wat had ik toen gedaan? Ik sloeg een paar pagina's terug en las:
24 juli
Theo Theodosius!! Natalie doet echt zo vervelend en wil niet met me praten, Paul zit de hele dag te zeuren, ik weet niet wat er met hem is, Fred en Jonah doen echt zo kinderachtig, Claud is helemaal knettergek geworden van het organiseren van het hele feest en hij ziet er ziek uit en hij zegt dat hij niet weet waar de tent moet staan en wie 'm op gaat zetten en wiens idee het was om de barbecue - waar de hele boel van afhangt - pas te gaan regelen als het feest praktisch gaat beginnen, en of iemand wel het nummer van Alan en Martha heeft voor als er wat gebeurt, en hij (Claud) ziet er echt zo ziek uit. En Luke hangt maar een beetje met een treurig gezicht rond, en mam en pap zijn ook niet echt in topvorm. En met al die chaos om me heen en iedereen die maar instort, voel ik me heerlijker dan ik me ooit heb gevoeld. Het begint allemaal te komen en het is allemaal zo heerlijk. Ik zit hier heel laat nog te schrijven (Natalie slaapt — vanavond zag ze er zo afschuwelijk uit, maar als ze niet aardig tegen me gaat doen, ga ik me niet druk om haar maken) en ik licht mezelf bij met een zaklantaarn en ik vind het allemaal zo spannend dat ik mijn pen bijna niet recht kan houden.
Vandaag was het vaak alleen maar Clauds georganiseer, boodschappen doen in Westbury, schoonmaken, plannen waar iedereen moest slapen, dus heb ik Theo nauwelijks gezien. Maar na het eten, toen het al wat donker werd, keken we elkaar even aan en zijn samen naar buiten gegaan en hebben elkaar een hand gegeven, zonder iets te zeggen, en zijn de tuin door gelopen en door het bos, bijna helemaal naar Cree's Top. We zijn naast elkaar gaan zitten en hebben gezoend en elkaar aangeraakt. Theo heeft bij mij wat knoopjes losgemaakt en heeft mijn lichaam aangeraakt door mijn kleren heen die hij niet had uitgedaan en ik heb met mijn trillende handen hem aangeraakt en ik hoopte maar dat hij niet voelde hoe ik trilde en eigenlijk kon me dat ook niks schelen. Ik krijg nog steeds overal kippenvel en als ik mijn ogen dichtdoe, voel ik precies waar hij me aangeraakt heeft, elk stukje, elk plekje. We hebben tegen elkaar gezegd dat we van elkaar hielden. We zijn in eikaars armen gaan liggen en ik had het gevoel alsof ik wou gaan huilen, maar ik ben niet gaan huilen. Daarna zijn we heel langzaam teruggelopen en het was het laatste eindje van afnemende maan, het dunste reepje datje maar kan bedenken. Daarna hebben we heel diep gezoend en welterusten gezegd en ben ik op mijn tenen naar boven gelopen en heb dit geschreven en ik weet dat ik de hele nacht niet meer zal slapen.
25 juli
Ik had bijna gelijk. Urenlang heb ik wakker gelegen en toen ben ik in slaap gevallen en werd om half vijf wakker van de vogels, maar de hele dag had ik het gevoel dat ik half sliep en half droomde. Duffe duffe duffe dag. Alan en Martha hebben zo'n geluk dat ze een feestje krijgen en er verder niks voor hoeven te doen. Vanaf gisteren iedereen hopeloos. Meneer Weston ook, die de tent en de bakstenen en dingen voor de barbecue kwam brengen, en die was wel in een heel slecht humeur. En Claud zat hem maar te vertellen wat hij moest doen, en dus waren ze allebei in een slecht humeur. Ik moest er de hele tijd van giechelen. (Natalie was echt zó hopeloos, tuurlijk.) Eerst zei Claud: stel de barbecue op, dan moet de tent ineens opgezet worden en aan het eind van de dag staat de barbecue nog niet klaar. Claud zegt: dat kan morgenochtend vroeg nog wel, meneer Watson wordt daar echt zo gek van, et cetera et cetera. Een hoop geschreeuw. Morgen is het feest en dat wordt echt zo'n chaos met iedereen die overal rondloopt, met zo'n tien miljoen mensen die komen, die allemaal ergens moeten slapen, terwijl de dag ermee begint dat wij allemaal door Zijne Hoogheid Claud van Martello naar elke hoek van Shropshire gestuurd worden om boodschappen te doen. Maar dat zijn de duffe dingen. Theodore en ik hebben het er in het geheim over gehad en wij gaan helemaal niet naar dat feest (!!!). Zijn vriend Pete Nichol en zijn ouders komen allemaal wel en die blijven tot het Licht wordt en Claud de laatste hotdog van el nouveau barbecudos heeft geserveerd, maar Theo en ik gaan er stiekem vandoor en gaan weer naar die plek toe en dan geef ik me echt helemaal aan hem, en ik ben zo gelukkig en zo bang, ik hou het niet meer.
Toen ik het uit had, zat ik niet direct te huilen, wat ik aan het doen was weet ik niet, maar mijn wangen waren wel nat. Ik voelde me niet slap of zo. Ik ging bewust vijf minuten zitten janken, voelde me wat beter, waste mijn gezicht en belde Caspar. Het moment dat hij opnam, wist ik ineens niet meer zeker waarom ik hem had gebeld, dus ik vroeg hem of we even samen wat konden gaan drinken en hij zei: Goed. Wanneer? En ik zei: Nu. En hij zei dat het probleem was dat hij boven een kind te slapen had, dus stelde ik voor dat ik naar hem toe kwam met een fles wijn en beloofde dat ik netjes en beschaafd zou blijven en geen scène zou maken, ik zat niet om medeleven of advies verlegen, en hij zei: Hou op, niks meer beloven. Goed. Dus ik ben gegaan.
'Jij bent een geduldig mens,' zei ik tegen Caspar, toen mijn fiets in zijn gang stond en mijn fles wijn op zijn keukentafel.
'Ik heb met jou geduld,' zei hij. 'Maar vertrouw er niet op.'
'Ik heb het je zo moeilijk gemaakt, ik weet het. Dat spijt me heel erg.'
'Waarschijnlijk val ik op beschadigde vrouwen. Het zal interessant zijn om te zien hoe ik het met een gelukkige Jane Martello red.'
'Gelukkig?' zei ik. 'We blijven wel even bij de tijd.'
Ik vertelde hem wat er die avond gebeurd was en beschreef in enigszins algemene en vage termen dat ik in het oude dagboek had gelezen.
'Ben je dan nog steeds op zoek naar iets, Jane?'
'Nee, natuurlijk niet, ik ben bezig om het van me af te zetten, maar ik zal wel gehoopt hebben dat er iets wonderbaarlijks in stond dat mijn gevoel ineens bevestigde. Ik vind het allemaal nog zo vreemd. Ik ben op iets anders uit, dat iemand tegen me zegt dat het allemaal goed komt.'
Er viel een langdurige stilte, en ik hoopte een beetje dat hij die met iets geruststellends zou opvullen, maar dat deed hij niet. Hij lachte alleen maar eigenaardig, speelde met zijn glas en nam toen een slokje wijn.
'En toch,' zei hij, 'heb je de kans laten lopen om bij die zelfhulpgroep te gaan. Die wilden jou allemaal helpen. Waarom heb je dat niet gedaan?'
Ik lachte en haalde mijn sigaretten uit mijn zak, maar dacht toen aan Fanny en stopte ze weer terug.
'Om een paar redenen, denk ik. Een ervan was iets wat jij had gezegd.'
'Ik?' zei hij, met zijn handen zogenaamd geschrokken in de lucht.
'Toen wij iets zijn gaan drinken, die keer voordat jij naar die discussieavond over dat pension bent gekomen... toen heb je iets gezegd over een studie waarin aangetoond werd dat als mensen eenmaal ergens van overtuigd zijn, het bewijs van het tegendeel ze er alleen maar meer overtuigd van maakt. Zoiets was het toch, of niet?'
'Klopt.'
'Ik wil wel gerustgesteld worden, maar ik wil' ook weten dat ik het goed heb gedaan.'
'Dan kan ik je niet geruststellen.'
'Dat weet ik nog zo net niet.'
We zetten allebei ons glas op tafel en ik weet niet wie het eerst begon, maar ineens zaten we tegen elkaar aan, hard zoenend, de handen over ons hele lichaam. Ik duwde de knoopjes van zijn overhemd open, floep, floep, floep, trok mijn mond terug en liet mijn lippen door het zachte dons van zijn borst gaan. Hij hees mijn trui over mijn hoofd en schoof mijn beha omhoog van mijn borsten, zonder hem los te maken.
'Wacht eventjes,' hijgde ik. 'Ik maak mijn schoenen los.'
Mijn schoenen zaten als een Victoriaans korset. Hij schudde zijn hoofd en ik voelde zijn handen op mijn knieën, en daarna langs mijn dijen omhooggaan. Geen panty, goddank. Hij kwam bij mijn slipje, pakte dat met beide handen vast en trok het omlaag, over mijn schoenen. Ik liet me achterovervallen op de bank, met mijn rok boven mijn middel, en hij zat in me.
Later gingen we naar de slaapkamer en deden onze schots en scheef zittende kleren uit en bestudeerden eikaars lichaam nog eens tot in de kleinste details en gingen weer naar bed, en ik had het gevoel, bijna voor het eerst, dat seks iets was waar ik heel goed in kon worden. Urenlang bleven we liggen praten, totdat hij om ongeveer vijf uur iets mompelde over Fanny, en ik gaf hem een diepe zoen en stond op en kleedde me aan en gaf hem nog een diepe zoen en ging weg. In die donkere vroege ochtend naar huis fietsend, dacht ik met aangename minachting aan al die mensen die in bed lagen te slapen.
35
De dag voor het proces had een stel fotografen bij mijn huis op de loer gelegen en me gekiekt toen ik de deur uitging om een pak melk te kopen. Ik deed mijn hand voor mijn gezicht, wetend hoe dat in de krant van morgen terecht zou komen. Ik zag de koppen al voor me: 'Aanklaagster verbergt gezicht', 'Schoondochter maakt schoon schip'.
Bij het proces zelfben ik niet aanwezig geweest. Ik wist dat ik zo nodig opgeroepen zou worden. Op de ochtend dat het begon en eindigde, ben ik heel vroeg naar kantoor gegaan - voor zevenen -om verder contact met de pers te vermijden, maar een journalist kreeg me toch te pakken. 'Gaat u naar het proces?' had hij geroepen, maar ik was hem zwijgend, met mijn fiets aan de hand, voorbij gestrompeld.
Op weg naar huis zag ik bij een kiosk in blokletters staan: 'schrijver: ik heb mijn dochter vermoord'. Ik remde en kocht een Standard. Over de hele voorpagina stond een oude foto van een knappe Alan. Het zweet stond op mijn voorhoofd en ik hapte als een gek naar adem.
Ik fietste naar huis en had moeite met het veiligheidsslot. Er was een pakje in mijn brievenbus gepropt en ik herkende het handschrift: van Paul. Dat was vast zijn video. Dat kon er ook nog wel bij.
Het was kil in huis, dus ik deed de verwarming vroeg aan en liep naar de keuken. Ik zette een ketel water op en deed twee boterhammen in de broodrooster. Het antwoordapparaat stond te knipperen, maar ik luisterde de boodschappen niet af. Ik wist bijna zeker dat het journalisten waren die mij om commentaar vroegen. De krant, nog altijd opgevouwen in mijn mand, trok aan me als een magneet, maar aanvankelijk verzette ik me ertegen. Ik smeerde bittere marmelade (vorig jaar gekregen van Martha) op de toost en goot kokend water over een theezakje. Met mijn jas nog aan ging ik aan tafel zitten en nam een grote slok slappe thee.
Mijn ogen sprongen door het artikel, op zoek naar de belangrijke details. Alan had schuld bekend en geweigerd verzachtende omstandigheden aan te voeren. De procureur der koningin had in een kort betoog op het bewijsmateriaal gewezen (dat voornamelijk bestond uit het briefje van Natalie, de omstandigheden waaronder dat gevonden was en mijn herinnering). Hij kwam tot de conclusie dat hij in het licht van het psychiatrisch rapport geen reden zag om aan Alans geestelijke gezondheid te twijfelen. Er stond niets in over het feit dat hij Natalie zwanger had gemaakt. Waarom wist ik niet. Voordat de rechter tot een uitspraak kwam, had Alan nog één verklaring afgelegd: 'Hiermee doe ik boete voor een gruwelijk misdrijf dat mijn familie tientallen jaren achtervolgd heeft.' Hij weigerde daar verder nog op door te gaan of er iets aan toe te voegen. De rechter beschreef de moord op een dochter door de vader als een van de weerzinwekkendste oermisdrijven en stelde dat Alans weigering om op adequate wijze rekenschap af te leggen voor wat hij had gedaan of al zijn medewerking aan het proces te verlenen, de zaak alleen nog maar erger had gemaakt. Hij werd veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf, met de aanbeveling van een minimale periode van vijftien jaar.
Er stond een grote foto van de broertjes Martello bij, met verbeten gezicht, allemaal aanwezig bij het proces. Ze hadden geweigerd om de pers te woord te staan en de Standard noemde ze 'waardig, bijna heldhaftig'. Claud had blijkbaar een huilende Alfred in zijn armen genomen. Er stond een kleinere foto van mij bij, met mijn hand voor mijn gezicht, en een uitgeknipt portretje van Natalie dat ik nog nooit eerder had gezien. Ze zag er jonger uit dan zestien en op een modieuze manier mooi. Niets bedreigends of sinisters in dat gezicht. Er stond een artikel van twee pagina's bij onder de kop: natalies korte leven en gewelddadige dood. Onder een enigszins wazige foto van de zeven lachende Martello's stond een kort stuk dat begon met de woorden: 'Het leek zo'n gelukkig gezin.' Er stond ook een verhaal in over het politieonderzoek: uit de eerste paragraaf knalde mijn eigen naam me tegemoet, maar dat verhaal las ik niet, kon ik niet lezen.
De telefoon ging en ik verstijfde, met twee handen om mijn kopje koud wordende thee.
'Jane, met Kim. Toe nou, je kan opnemen.'
Kim.' Volgens mij ben ik nog nooit zo blij geweest om een stem te horen. 'Kim, jij bent het, godzijdank.'
'Moet je horen, straks gaan we praten. Ik heb voor ons tweeën een kamer gereserveerd in een hotelletje in Bishop's Castle op de grens met Wales. Je gaat het weekend met mij mee. Kan je om half zes klaarstaan? Dan kom ik je ophalen.'
Ik protesteerde niet. 'Wat had ik zonder jou moeten beginnen, Kim. Ja, dat lukt wel.'
'Mooi. Neem wandelschoenen en een hoop warme kleren mee. Dag.'
Ik rende naar boven en gooide een stel T-shirts met lange mouwen, dikke truien en extra-warme sokken in een grote weekendtas, haalde mijn wandelschoenen te voorschijn, met de modder van vorig jaar er nog aan, vond mijn halflange windjack, in zichzelf verpakt, achter in de kast. Kwart voor vijf. Ik stak een sigaret op en zette het tv'tje bij het voeteneind van mijn bed aan. Alans gezicht staarde me aan, één en al baard en woeste ogen, voordat de camera naar het serieuze gezicht van een belachelijk jonge verslaggever zwenkte. 'In zijn uitspraak beschreef de rechter de moord op een dochter door haar vader als een van de ergste en onnatuurlijkste misdaden die je je kon voorstellen...' In paniek boog ik me naar voren en schoof Pauls video in de recorder. De jonge verslaggever verdween abrupt. Door een warreling van rook verscheen de Stead in beeld en werd de titelrol afgedraaid.
Zolang Paul nog bezig was met die film over de familie had dat zoiets sporadisch en arbitrairs geleken dat ik volgens mij, ondanks het feit dat ik de uiteindelijke versie deels al had gezien, toch een soort vakantievideo had verwacht. Daar leek het helemaal niet op. Paul begon met het voorlezen van een stukje uit A Shropshire Lad.
In mijn hart woedt een doodse kou
Van ginds aangedragen:
Wat weet ik van dat heuvels blauw?
Die kerken, hoeven? Allemaal vragen.
De camera draaide traag over het Shropshirse landschap om de Stead, uitgemergeld in zijn winterse dracht, maar nog altijd schitterend. De zon glinsterde door de kale takken en het oude huis lag er met zijn roze stenen zo gastvrij bij. Dat was het huis van mijn jeugd en het land van mijn verloren onschuld.
In trance zat ik daar, terwijl mijn sigaret tot mijn vingertoppen doorbrandde, en staarde naar Paul die zo intiem tegen de camera sprak. Het geheugen, zei hij, is iets ongrijpbaars en de herinneringen aan je jeugd, die je hele volwassen leven zo'n gloed behouden, zijn verleidelijk en nostalgisch. En als je jeugd gelukkig is geweest, dan is het alsof je als volwassene uit die vreugde verbannen bent. Nooit kunnen we daarnaar terug. Nog meer muziek, en de camera zoomde in op de deur van de Stead. Alan kwam naar buiten lopen. Mijn as viel op het donzen dekbed en ik veegde hem achteloos eraf. Hij citeerde iets van Wordsworth en had het over de liefde. Hij zei, met al die oude bravoure van hem, dat hij als jongeman onstuimig was geweest en het hele idee van familie had geminacht en de kont tegen de krib had gegooid. Maar nu wist hij - hij wees op de Stead -dat hij hier pas zichzelf kon zijn. Hij had het over de familie als de wereld waarin je heel veel pijn kon lijden, maar ook heel veel gemoedsrust kon vinden. 'Ik kan nu wel zeggen dat ik een zekere gemoedsrust heb gevonden,' zei hij. Zoals hij daar op de drempel stond, zag hij eruit als een beeldje van een wijze patriarch dat je in een souvenirwinkel kan kopen. Ik keek naar zijn grote handen toen hij ermee gebaarde en rilde. Martha, zo dun als een twijg, kwam de deur uit met een grote mand en een tuinschaar, lachte merkwaardig naar de camera en liep het beeld uit. De camera zwenkte en richtte zich op de plek waar Natalies lijk was gevonden. Paul somde de feiten op. Daarna kwam er een reeks foto's van Natalie: als baby, kleuter, meisje van tien, puber, in haar eentje, met haar familie. Toen haar graf.
Claud verscheen in beeld, en nu ik tot zijn publiek behoorde, zag ik ineens hoe knap hij was, hoe serieus. Als een strakgespannen veer zat ik te wachten tot hij over mij zou beginnen, over ons stukgelopen huwelijk, maar het enige dat hij zei was dat 'sommige dingen niet zo waren gegaan zoals hij gehoopt had'. Ik schrok ervan, zoals ik ineenkromp van medelijden en liefde. Cut naar Robert en Jerome die staan te frisbeeën in de Hampstead Heath. Dan Jerome, die liefdevol de obsessie met het verleden van de oudere generatie belachelijk maakte. Fred, thuis met zijn gezin op hun keurig schoongehouden patio. Alan weer, met een glas cognac, die hoog opgaf van wat vergevingsgezindheid al niet vermocht. Theo, die een familie met een computerprogramma vergeleek.
Dat was ik, met een rood gezicht in mijn keuken. O god, die kerst - maar de kerst waar ik naar zat te kijken, wachtend tot Kim zou komen, was een uitbundig feest. Gelach kwam uit de televisie bulderen. Ik glimlachte veel en schonk iedereen wijn in (had ik die avond dan zoveel staan lachen? Ik wist het niet meer). In hun paarse en gele uitdossing zagen Erica en Kim eruit als twee extravagante paradijsvogels. Pa was de eerbiedwaardige ouderdom en mijn zoons waren de frisse jeugd. De macht van het monteren - de beelden zo aan elkaar koppelen dat een gezamenlijk trauma een drankzuchtig vertoon van eenheid wordt.
Ik rookte de laatste sigaret van het pakje. Ondanks mijn weerzin tegen de boodschap van de film, die door Alans bekentenis in duizend stukjes was geslagen, werd ik toch een beetje in verleiding gebracht door de melancholieke volharding waarmee het verleden werd voorgesteld als een wereld van onschuld en vreugde, de verloren hof van Eden in iedereen. De muziek, het winterse groen van Shropshire, de gezichten die kwamen en gingen op het televisiescherm, even vertrouwd als de palm van mijn hand, de manier waarop Paul zijn weerspannigste gasten zover had gekregen om zich op hun innerlijk leven te concentreren zodat het leek alsof ze voor het eerst iets over zichzelf ontdekten - die dingen vervulden me met een rijk verdriet.
De film naderde nu zijn einde. Paul wandelde langs de Col, met zijn handen in zijn zak. Het bruine water stond hoog door de regen van de laatste tijd. Hij stopte, draaide zich naar de camera en maakte met zijn handen een offergebaar. O god, hij ging weer een gedicht voordragen:
Dat is het land van verloren vrede, Zijn eenvoud verblindend, 's Geluks paden die ik heb getreden, Maar nooit weer zal vinden.
Ik raakte in de war. Wilde hij met deze documentaire zeggen dat je toch altijd weer naar huis terugkon of juist dat je dat niet kon? Maar hij stond weer te praten. 'De familie,' zei hij. 'Voor Alan Martello betekende die pijn en gemoedsrust. Jane Martello, mijn zus, zei dat we daar op ons best en op ons slechtst zijn.' (O jezus.) 'Voor Erica, mijn vrouw, is de familie een thuishaven en een gevangenis - we kunnen er altijd naar terug, maar hoe ver we er ook vandaan gaan, we kunnen er nooit aan ontkomen.' (Uit welke feestcracker had ze die nou weer?) Paul glimlachte als een wijze oude man en liep door, voor de laatste scène die ik al had gezien, helemaal terug naar het huis en de plek waar het lijk was gevonden.
Ik zette de televisie uit, vastbesloten om het ding te verkopen. Of misschien zou een crackverslaafde bij me inbreken en hem stelen terwijl ik met Kim weg was. Het was bijna half zes. Ik knipte mijn koffer dicht, deed 'm in een opwelling weer even open en gooide het dagboek uit mijn jeugd erbij. Vlug toetste ik Pauls nummer in, maar kreeg een antwoordapparaat. Na de pieptoon zei ik: 'Paul, met mij, Jane. Ik heb net je film gezien. Heel indrukwekkend - echt waar, ondanks alles blijft die recht overeind. Ik ga het weekend met Kim weg, maar ik bel je zodra ik weer terug ben. Mooi gedaan.' Ik wilde de hoorn er weer opleggen, maar er schoot me iets te binnen. 'O ja, Paul - aan welke kant van de rivier liep jij aan het eind?'
Ik legde de hoorn neer en hoorde Kim toeteren. Ik trok mijn leren jack aan, pakte mijn tas en liep het slechte weer in.
De River Arms was een wit hotelletje met lage balken en een kolossale haard in de bar. We hadden een tweepersoonskamer met badkamer. Kim zei dat we, als we 's ochtends wakker werden, door ons raam de rivier en de bergen konden zien. Nu was het donker en vochtig. Ik ging op bed zitten, zo moe dat ik me niet meer kon bewegen.
'Het is negen uur,' zei Kim. 'Waarom ga jij niet even in bad, dan zie ik je over een halfuur in de bar. Ze koken hier heerlijk, maar dat komt morgen wel. We nemen vanavond wel iets kleins bij de haard.'
'Prima.' Ik gaapte en stond op. 'Hoe kende jij dit hotel?'
Ze giechelde. 'Van mijn romantische verleden. Dat is soms wel eens handig.'
Ik nam een vol warm bad en maakte al het badgel en badschuim open. Ik waste mijn haar, deed een legging en een dik ruimvallend katoenen hemd aan. Beneden had Kim twee grote gin-tonics besteld en voor een plekje bij de haard gezorgd. Ze hief haar glas en klonk met het mijne.
'Op betere tijden,' zei ze.
De tranen sprongen in mijn ogen, en ik nam een grote teug koud en helder vocht.
'Ik heb ook wat te eten besteld,' ging ze door. 'Sandwiches met ros en een fles rode wijn. Lekker?' Ik knikte. Ik was blij dat vandaag iemand de beslissingen voor me nam.
'Morgen kunnen we een lange wandeling gaan maken, ergens hoog, waar de lucht ijl is en het uitzicht heel mooi. Als het niet gaat regenen. Ik heb stafkaarten bij me, die kunnen we aan het ontbijt bekijken.'
We namen nog een slokje en zeiden even niets. Er zijn maar weinig mensen bij wie je op je gemak kunt zwijgen. Even later zei Kim: 'Was het erger dan je verwacht had?'
'Dat weet ik niet. Ik weet niet wat ik verwacht had. Maar wel behoorlijk erg.'
De sandwiches kwamen: dunne plakjes rood vlees, mierikswortelsaus erbij, een fles Shiraz, vol en zacht genoeg om me tot een soort innerlijke rust te benevelen.
'Waarom zijn Andreas en jij uit elkaar gegaan? Jullie waren toch zo gelukkig met elkaar?'
'Dat waren we ook. Dacht ik.' Ze haalde de bovenste snee eraf en smeerde zorgvuldig een dunne laag mierikswortel over het vlees. 'Het ene moment zat hij te praten over waar we van de zomer met vakantie naartoe zouden gaan en in wat voor huis we zouden gaan wonen en het andere moment zat hij me te vertellen dat zijn oude vriendin en hij het nog eens wilden proberen met elkaar. Sorry hoor, bedankt voor alles, ik zal je nooit vergeten, je bent zo'n fantastisch iemand, dat soort gelul.' Ze vulde onze glazen bij. 'Ik was te oud. Ik kan geen kinderen krijgen. Ik ben het verleden, niet de toekomst.' Ze hief nog eens haar glas. 'Dat we op een onwaardige manier oud mogen worden.'
Ik boog me naar voren en omhelsde haar.
'Die was achterlijk. Die wist niet wat een geluk hij had.'
Ze grijnsde een beetje scheef.
'Het leven pakt nooit zo uit als je denkt, hè? Toen wij samen nog studeerden, als jij toen had gevraagd wat ik in het leven wou, dan had ik gezegd dat ik alles wou: een duurzame relatie, kinderen, hopen kinderen, een carrière, vrienden. Vrienden, die heb ik, en een carrière ook, hoewel die tegenwoordig voor mij niet meer zo telt. Dat kan ik allemaal met één vinger af. Maar een duurzame relatie gaat me kennelijk niet zo best af. En kinderen zal ik nooit krijgen.'
Wat moest ik daar nou op zeggen? 'Het leven is wreed. Ik dacht vroeger altijd dat je geluk afdwong, maar dat denk je alleen als je heel jong bent, vind je niet? Daar zit je nou - je bent mooi en geestig en warm, maar wel alleen. En hier zit ik nou. Altijd heb ik min of meer gekregen wat ik wou, maar ineens leef ik in een nachtmerrie. Hoe dan ook' - ik was inmiddels een beetje dronken, treurig maar praatziek - 'we hebben elkaar altijd nog.' Dit keer hief ik mijn glas. 'Op ons.'
'Op ons. Ik ben teut.'
Hongerig vielen we op het eten aan.
'Wist jij,' vroeg ik na een tijdje, 'dat we hier eigenlijk heel dicht bij de Stead zitten?'
'Eigenlijk,' antwoordde ze, 'wist ik dat wel. Is dat een probleem?'
'Niet direct een probleem. Bedoel je dat je dit hebt uitgekozen omdat het in de buurt van de Stead ligt?'
'Beetje wel. Ik bedoel, ik vond het wel een prachtige plek om naartoe te gaan en ik dacht ook dat jij er misschien wel heen wou. Om een paar spoken tot zwijgen te brengen. Anders zou het volgens mij misschien een duivelse macht over je gaan uitoefenen.'
Ik staarde haar verbijsterd aan.
'Kim, ik sta versteld van je. Sinds we hier zijn, zit ik al te denken dat ik er weer eens heen moet. Naar de plek waar het allemaal gebeurd is, niet de Stead, maar die helling. Ik kan het niet uitleggen, maar ik heb zo'n gevoel alsof alles pas voorbij is als ik er weer eens geweest ben. In mijn herinnering ben ik er al zo vaak weer naartoe gegaan. Als ik mijn ogen dichtdoe, kan ik elke centimeter uittekenen, elke greppel en elke boom. Maar ik ben er in feite nooit, echt nooit meer geweest - niet sinds Nat verdwenen is. Voor mij was het verboden gebied geworden. Ja, nu weet ik wel waarom, uiteraard, maar ik weet ook dat ik niet kan weglopen voor wat ik heb gedaan, dus ik moet dat allemaal onder ogen zien. Het doorlopen, als het ware. Dat snap je toch wel, of niet?'
Ze knikte en schonk het laatste beetje uit de fles in onze glazen.
'Zeker. Als ik in jouw schoenen stond, zou ik volgens mij hetzelfde gevoel hebben.' Ik wilde iets zeggen, maar ze onderbrak me. 'Maar omdat ik niet in jouw schoenen sta, zal ik morgen een lange wandeling gaan maken, terwijl jij even teruggaat.'
We vervielen nogmaals tot stilzwijgen, allebei in het vuur starend, wazig van de wijn en de vermoeidheid.
'Waar zit je aan te denken?' vroeg ze.
'Het heette niet het Geheugenspel, weet je dat,' zei ik. 'Hè?'
'Dat spel dat we met kerst speelden, dat we dingen op een dienblad probeerden te onthouden. Dat heette niet het Geheugenspel. Dat heette Kims Spel.'
'Mijn spel? Waar heb jij het in hemelsnaam over?'
'Ik heb Kim gevonden, weet je, die roman van Kipling, in een doos met mijn oude spullen van de Stead die Claud is komen brengen. Ik zat er zo'n beetje in te lezen, en daarin moet Kim spion worden en dan traint hij zijn geheugen door verzamelingen van willekeurige objecten te onthouden, die daarna verstopt worden. Kims spel.'
'Wil je nog een glas wijn, Jane,' vroeg ze glimlachend.
'Het Geheugenspel is met kaarten die je ondersteboven legt en dan moet je steeds twee dezelfde eruit zien te halen. Ik weet niet hoe ik zoiets nou heb kunnen vergeten.'
Ze stond op.
'Het is je vergeven,' zei ze. 'Kom mee. Bedtijd.'
36
De Stead zag er al uit alsof het leegstond. Zodra ik uit de auto stapte en om me heen keek, zag ik dat Martha er niet meer was. Ze had me een keer verteld dat haar boeken vanzelf afkwamen en de kinderen elkaar opvoedden, maar dat ze het gevoel had dat de tuin haar echt nodig had. Vroeger kwam er een paar keer per week een man uit Westbury, maar in mijn tijd was het alsof ze bijna elke seconde in de tuin op haar knieën met een troffel in de aarde zat te spitten, zat te snoeien, te planten. In een vak waar de rest van ons bijna niets van afwist, was zij oneindig vindingrijk. Als wij de bloemen en vruchten en groente zagen, bewonderden we die, waren we blij dat we ze om ons heen hadden, maar we letten niet op al die verloren en gewonnen oorlogjes die daaraan vooraf waren gegaan. Had iemand er wel aan gedacht hoe die tuin zonder Martha verder moest? Nog geen halfjaar was ze weg - eerst geestelijk en toen lijfelijk - en ook al was het nog lente, de tuin leek wel in de rouw. Stengels stonden in hun bed met niets eraan vast, tussen de slonzige stapeltjes bladeren groeiden her en der wat sprietige paardebloemen op het gras.
Het huis was afgesloten en ik had geen sleutel. Ik had er nooit eentje nodig gehad. Ik tuurde door een raam en zag lege kamers, kale planken, grote stukken behang met bleke rechthoeken als herinnering aan afwezige schilderijen. Het was niet meer van ons, en het was een akelig genoegen om te zien hoe alle sporen van de familie Martello met geweld uit het pand verwijderd waren. Het stond te koop. Binnenkort kon iemand anders met zijn herinneringen hier komen wonen. Mijn eigen herinneringen slingerden daar nog ergens rond, als de chipszakjes die van de B-weg de oprijlaan in kwamen waaien. Ik wendde me van het huis af. Dat trieste surrogaat van een kuil, waar Natalie was gevonden, was er nog altijd, halfvol met blubberig water. Kon niemand die nou eens dichtgooien?
Maar dat was niet waarvoor ik was gekomen. Het had geen zin om maar wat rond te klooien, er was niemand om tegenaan te zaniken. Ik wilde hier gewoon zo snel mogelijk van af, even zien wat ik moest zien. Daarna zou ik de Stead voorgoed verlaten, kijken waar Kim zat, eens lekker gaan eten, er een leuk weekend van maken, teruggaan naar Londen en wat van de rest van mijn leven maken. Ik liep vlug over het halflange gras en voelde het vocht mijn tenen naderen. Verkeerde schoenen, goddorie. Ik kwam bij het bos en links zag ik de boerderij van Pullam liggen en rechts liep het pad langs het bos en met een bocht weer terug omlaag naar de Stead. Vandaag niet. Vandaag nam ik voor het eerst in vijfentwintig jaar het pad door het bos naar Cree's Top en de Col. Het was een natte nevelige ochtend en ik rilde in mijn windjack. Dit was zo gebeurd. Het pad splitste zich bij de verhoging in het landschap waarachter de rivier schuilging, en ik nam de rechtse afsplitsing want zo kwam ik om Cree's Top bij het pad langs de rivier.
Het pad werd zelden nog belopen en was met takken overgroeid. Een paar minuten lang moest ik me er een weg doorheen banen, maar toen stond ik bij de Col en aan de voet van Cree's Top. Ik was terug. Met iets kleins was het allemaal begonnen, dat had Alex' belangstelling gewekt, was het niet? Die rare pubergedichtjes, verfrommeld en in het water gesmeten, terwijl ik daar met mijn rug naar Cree's Top zat en keek hoe ze op de Col wegdreven. Zou er nog eentje de zee hebben gehaald? Of waren ze allemaal vast komen te zitten in het riet om de volgende bocht? Ik voelde in de zak van mijn jack en trok er een menu van een plaatselijk Indiaas afhaalrestaurant uit: de gekte van de halve prijzen. Ik verfrommelde dat tot een prop en smeet het in het water.
Er gebeurde toen zoiets mals dat ik er bijna om moest lachen. De rivier stroomde de verkeerde kant op. Het verkreukelde menu van The Pride of Bengal dreef niet van me vandaan en verdween niet om de hoek. Dat kwam terugdrijven. En toen ik verder keek, zag ik zelfs dat er stroomopwaarts honderden meters geen bocht te bekennen viel. Wat was dat stom. Even was ik mijn oriëntatie kwijt, maar het werd me al snel duidelijk wat er was gebeurd. Ik liep vlug omhoog naar Cree's Top. De bomen waren nu uitgedund, en toen ik bovenkwam zag ik dat de nevel was opgetrokken, en het uitzicht op de rivier en het pad langs het water was helder. De Col maakte een lichte bocht naar rechts en vervolgde daarna zijn oorspronkelijke weg, als een omgekeerde C. Vijftig meter verderop lag de brug waarop Natalie voor het laatst was gezien.
Voor me ging het pad steil omlaag en ik moest mezelf bedwingen om niet de helling af te draven. Toen ik bij het vlakke stuk beneden aankwam, ging ik met mijn rug tegen de grote steen aan de voet van Cree's Top zitten. Ik voelde in mijn zak en vond een creditcardbon van een benzinestation. Als ik een efficiënt iemand was geweest, had ik die in een map gedaan en iets anders gebruikt. Ik verfrommelde het velletje en smeet dat in het water. De zon was te voorschijn gekomen, dus het lichtblauwe papier was tegen de fonkelende rimpelingen moeilijk te onderscheiden, maar ik concentreerde me en zag het steeds sneller wegdrijven en om het gras van de bocht verdwijnen. Als een droom.
37
Bij die bruine beuk met zijn dikke grijze stam en zijn vlammende bladeren speelden we altijd. Hij stond voor een drooggemetselde muur en als je daarop ging staan, kon je net bij de laagste takken komen en omhoog klauteren, zo hoog dat ik er nu duizelig van zou worden. We konden dan door het koperen lover naar de Stead kijken, naar de volwassenen die via het voorportaal de deur in en uit gingen, maar niemand zag ons. Uren zaten we daar. We namen poppen mee naar boven, en toen we ouder waren boeken en appels. Natalie en ik zaten daar dan te praten in het gefilterde licht dat door de bladeren kwam stromen. We keken naar de voortijlende wolken en wisselden geheimen uit, en de dagen leken zo langzaam voorbij te gaan, zo langzaam. Ik had niet genoeg aan die tevreden gelukkige Natalie gedacht. Ik was haar niet trouw genoeg gebleven, nadat ze verdwenen was. Als ik zomaar ineens zonder iets te zeggen was verdwenen, was zij als een gek naar me gaan zoeken. Ze zou zich door mij in de steek gelaten hebben gevoeld en woedend zijn geweest als de ouderen haar probeerden te troosten. Razend was ze geweest. En ik - ik was passief en verdrietig geweest, had nachtenlang in haar kamer geslapen, van haar gedroomd, maar nooit naar haar gezocht. Op een keer, toen Natalie en ik verstoppertje speelden in de tuin, kon ik haar niet vinden en na al mijn mistroostige getuur achter grote struiken en in de tuinschuur, kwam ik de keuken binnendrentelen, waar Martha rotsjes aan het bakken was. Ik stond net de bak uit te likken toen Natalie binnen kwam stormen. 'Jij geeft het te makkelijk op,' schreeuwde ze tegen me. 'Waarom zou ik nog met jou spelen als jij het gewoon opgeeft. Voor mij hoef jij niet meer, Jane Crane.'
Ik wreef met één vinger over de bast. Martha was ook dol op deze boom geweest. Ze had er krokussen en sneeuwklokjes omheen geplant. Ik ging met mijn rug tegen de stam zitten, en door mijn jack heen voelde ik zijn geribbelde ouderdom.
Als begin twintiger was ik vier maanden assistent van een architect geweest in Florence. Ik was helemaal weg van die stad en zwierf al mijn vrije tijd door smalle straatjes en donkere, naar wierook ruikende kerken met blinde Mariabeelden in nissen en oude vrouwen die kaarsen brandden voor hun overledenen.
Tien jaar later ben ik nog eens teruggegaan, met de plattegrond van de stad nog in mijn hoofd, en kwam er toen al gauw achter dat ik een beetje in de war was. De wegen waren korter dan in mijn herinnering. Op de plek met uitzicht stond een groot gebouw. Het café waar ik elke dag een espresso had gedronken en rijstkoekjes had gegeten, was van het midden van het plein naar een hoek verhuisd. Claud had toen op rustige toon gezegd dat je vreemde landen altijd opnieuw moest ontdekken, het aardige aan reizen was dat er altijd nieuwe betekenissen bovenkwamen en oude veranderden. Maar ik had me vagelijk bedrogen gevoeld: ik had weer binnen willen stappen in een verleden dat nog intact was en waar elke plek zijn herinneringen voor me had, maar in plaats daarvan was ik een stad binnengegaan die me op een of andere manier ontgroeid was. Florence was niet meer van mij.
Datzelfde vage, onbevredigde gevoel knaagde nu ook aan me. In een impuls ritste ik mijn jack tot aan mijn kin dicht, stond op en hees mezelf op aan de laagste tak. Ik klauterde van tak naar tak tot ik een vertrouwd plekje had gevonden. Door een tros dunne takken met hun hele kleine lenteknopjes loerde ik naar de Stead. Daar stond dat huis, met zijn onzichtbare sporen van verval. Hoe herken je in het gezicht van een vriend, als alle trekken hetzelfde blijven, het moment dat het leven eruit verdwijnt, of weet je, ook al kun je nergens een verandering aanwijzen, dat een huis leegstaat? Van de plek waar ik zat, kon ik de voordeur niet goed zien, maar ik herinnerde me wel duidelijk dat ik die als kind vanaf hier kon zien. Ik klauterde weer naar beneden, sprong onhandig op het gras en ging weer tegen de oude boom aan zitten.
Ik pakte mijn oude dagboek, dat ik die ochtend uit mijn doos had gehaald, en begon zomaar wat door de achterste pagina's te bladeren. Sommige stukken brachten moeiteloos herinneringen boven. De kaars waar Alan zijn baard aan had verbrand toen hij zich zo gulzig vooroverboog om de laatste aardappels uit de pan te scheppen. Ik moest toen zo hard lachen dat de spieren in mijn buik pijn deden. Het zeilen in de volgelopen grindkuil vlakbij, hoe bang ik was toen de boot scheef ging hangen en er water over de rand spoelde, en dat ik dat niet wilde toegeven - zeker niet tegenover Natalie of Theo die altijd alles durfden en minachting hadden voor angst. Om vier uur 's ochtends opstaan met Alan en de tweeling om het koor van de dageraad te horen en dan terugkomen, koud, uitgehongerd en dolenthousiast.
Maar er waren stukken bij - een ruzie met mam, die ik met een schijnheilig gebrek aan fantasie beschreef, of een uitstapje naar een middeleeuws landhuis waar tijdens de Reformatie de katholieken onder de planken vloer verstopt zaten — die hardnekkig hun schat weigerden prijs te geven. Die waren als de graven op het kerkhof van Highgate, overwoekerd door klimop en brandnetels, nooit bezocht en volkomen vergeten. Ons leven ligt voor een groot deel onder de grond.
Het laatste stuk had me altijd vers in het geheugen gelegen - wat ik niet zo verbazend vond omdat de dag voor Natalies verdwijning op de scherp afgetekende rand om een zwart gat leek. Zonder moeite kwamen de voorbereidingen voor het feest weer bij me boven. Ik weet nog dat ik met Theo lag te zoenen op dat vierkante stukje aarde tussen de pas gelegde tegels, waar nog iets aan de barbecue gedaan moest worden, en dat we met een schuldig gevoel opsprongen toen we Jim Weston aan hoorden komen.
Ik deed het dagboek dicht en wreef in mijn ogen. Er ploften een paar regendruppels op de kaft. Ik had het gevoel alsof ik door een dikke vloeistof naar iets zat te staren. Alles wat ik probeerde te herkennen, was aan het vervormen en versnipperen. Met Theo liggen zoenen in de aarde waar de barbecue moest komen. De barbecue.
Ik stond op, struikelde in mijn haast en rende in de steeds hevigere regen naar de plek waar Natalie was gevonden. Die was nog altijd een loodgrijs litteken van omgewoelde modder en puin en wat ondiep geworteld onkruid. Ik sprong in de modder en begon er in het wilde weg met mijn handen in te graven. Ik vond een poppenbeen, een verroeste vork met dichtgeslibde tanden, een bierfles met kapotte hals, daarna een gebroken tegel en een verroest stuk rooster. Dat waren de resten van de barbecue. Natalie was begraven onder de barbecue.
Ik zeeg neer op de rand van het gat en veegde mijn modderige handen af aan mijn modderige spijkerbroek. Het regende inmiddels gestaag, het landschap werd verduisterd, en het was alsof er een gordijn voor de Stead en zijn geheimen dicht werd getrokken. Er klopte iets niet. Ik kon niet goed meer denken. Alsof ik me een droom probeerde te herinneren, maar die daardoor kwijtraakte. Natalie was begraven onder de barbecue, maar die barbecue was aangelegd voordat ze dood was. Hardop zei ik: 'Dus daarom is het lijk daar begraven. Dat was geen aannemelijke plek omdat het een onmogelijke plek was.'
Ik sloeg mijn handen voor mijn gezicht en staarde door mijn vingers naar het modderige gat. De regen stroomde via mijn hals over mijn rug. Ik probeerde het nog eens: 'Natalie is begraven voordat ze dood was.'
Of: 'Natalie is begraven onder de barbecue. Natalie is doodgegaan nadat de barbecue aangelegd was. Dus...' Dus wat? Ik schopte een paar stukken tegel terug in het gat en stond op. Kim zou zich wel afvragen waar ik bleef.
38
Ik kwam terug in onze kamer en daar lag Kim op bed een kaart te bestuderen. Ze ging rechtop zitten.
'Wat ben jij lang weg geweest. Jeetjemina! Moet je je gezicht zien. Heb jij soms een modderbad genomen of zo? Wat is er aan de hand?'
'Hoezo? Niks. Ik weet het niet.' Ik liep de badkamer in, spoelde de modder van mijn groezelige gezicht en handen. Toen ik weer in de slaapkamer kwam, zat Kim haar schoenen aan te trekken.
'Heb je zin om iets te eten?' vroeg ze.
'Nee. Ga gerust je gang als jij trek hebt.' Daarna ineens: 'Kunnen we even wat gaan lopen?'
'Tuurlijk. Ik heb een route gevonden van veertien kilometer die even verderop in de straat begint, dus die kunnen we net nog doen voor het donker wordt. Een hoop heuvels en dalen, met dit weer zal het wel een beetje modderig zijn.'
Ik keek naar mijn spijkerbroek.
'Dat kan ik nou wel hebben, denk ik.'
De eerste paar kilometer zei ik niets - we klommen trouwens zo snel omhoog langs het smalle rotsachtige pad dat ik toch waarschijnlijk niet genoeg lucht had gehad om te praten en te lopen tegelijk. Braamstruiken bleven aan mijn kleren haken en regen droop van natte bladeren. Uiteindelijk werd het pad iets breder en kwamen we op de top van een heuveltje. Met mooi weer had je vandaar uitzicht.
'Het is een rommeltje in mijn hoofd,' begon ik.
'Hoe bedoel je, een rommeltje?'
'Eerst leek het allemaal zo duidelijk, alles was zoals ik het had verwacht. Ik bedoel, uiteraard was dat zo — ik ken de Stead bijna zo goed als mijn eigen huis. Ik heb daar zomaar een beetje rondgelopen, je weet wel, met al die oude herinneringen.' Ze knikte, maar zei niets. 'Daarna ben ik teruggegaan naar de plek waar het gebeurd is.' Het was vreemd hoe moeilijk ik het vond om gewoon te zeggen: waar Natalie door Alan vermoord is. 'Daar ben ik zesentwintig jaar niet meer geweest.' Ik stapte over een boom op het pad en wachtte tot ze weer naast me liep. 'Ik ben ernaartoe gegaan. Maar het klopte helemaal niet, Kim. Ik had het verkeerd onthouden.'
'Wat is daar nou zo verbazingwekkend aan? Je zegt zelf dat je er in jaren niet meer bent geweest. Uiteraard heb je dat niet onthouden.'
'Nee. Ik heb het wel onthouden - maar ik heb het verkeerd onthouden. Snap je dat dan niet, Kim, met Alex heb ik in mijn herinnering zo vaak door dat landschap gelopen, maar toen ik daar echt naartoe ging, was het allemaal omgekeerd. Verkeerd om. O shit, ik weet het ook niet.' Ik haalde een vochtig pakje sigaretten uit de zak van mijn jack en stak er eentje onder het lopen op.
'Even voor de duidelijkheid, Jane. Wil jij zeggen dat die wandeling die Alex en jij gereconstrueerd hebben, niet klopte?'
'Nee, nee, dat niet. Die klopte wel, alle details waren wel goed, als je snapt wat ik bedoel, maar die waren alleen verkeerd om.'
'Ik kan dit niet helemaal volgen. Wat wil dat dan zeggen?'
'Dat weet ik niet. Ik ben helemaal de draad kwijt, Kim. En dat is nog niet alles.'
'Wat niet?' Haar stem klonk van ergernis iets hoger.
'Niet alleen was die wandeling verkeerd om, ik heb ook nog iets anders bedacht - ik begrijp niet waarom niemand anders dat bedacht heeft. Het lijkt nu zo hartstikke voor de hand te liggen.'
'Wat ligt er zo voor de hand? Kom op, Jane, praat niet in van die kuttige orakeltaal tegen me. Leg even uit, wil je?'
Oké, luister. Je weet dat ik mijn dagboek ben gaan lezen, dat Claud me heeft gebracht, dat helemaal doorloopt tot en met de dag voordat Natalie is vermoord?'
'Ja.'
'Nou, in dat laatste stuk – op de dag voordat Natalie is vermoord – schrijf ik over een barbecue die nog niet af is, de barbecue die Jim Weston bezig was op tijd voor het feest klaar te krijgen. '
'En?'
'Daar is Natalie begraven, Kim.. Onder die barbecue.'
Ik keek hoe de uitdrukking op Kims gezicht langzaam van blanco in verwonderd overging.
'Dat kan toch niet. Dat wil zeggen...'
'Dat wil zeggen dat Natalie is begraven onder een laag bakstenen die is gelegd voordat ze dood was.'
'Maar...'
Ik telde het af op mijn vingers.
'Moet je horen, één: we weten dat ze de dag na het feest is doodgegaan. Die dag is ze nog gezien, en wel door een betrouwbaar iemand die niets met de familie te maken had. Twee: we weten dat Alan haar vermoord heeft - ik herinner me dat en hij heeft het bekend. Maar Alan is pas nadat de barbecue af was teruggekomen op de Stead. Drie: Natalie is onder de barbecue begraven.' Uit frustratie waren mijn passen groter en krachtiger geworden. Kim moest bijna rennen om me bij te houden.
'Als het waar is wat jij zegt, dan moet je naar de politie, Jane.'
Ik bleef plotseling staan.
'Wat zou ik dan in hemelsnaam moeten zeggen? Waarom zouden ze deze nieuwe draai aan mijn herinnering accepteren? Trouwens, dat maakt voor het resultaat ook niks uit. Alan heeft Natalie vermoord en hij zit in de cel. Ik wil alleen weten hoe.'
Ik schopte een braamtak voor mijn voeten weg en zocht in mijn zak naar nog een sigaret.
'O jezus, Jane, kan je er nou niet eens over ophouden?' vroeg ze. 'Waarom wil je dat nou zo graag weten. Denk eens na. Het belangrijkste over Natalies dood weet je - je weet wie haar vermoord heeft. En nou wil je ook nog eens alle kleine dingetjes weten. En als je daar achter komt, wil je weer naar andere dingen gaan snuffelen en daarover piekeren en pakjes sigaretten wegpaffen tot je de kleinste details op een rij hebt. Maar je zal nooit alles weten, Jane. Wil je weten wat ik denk?'
'Zeg het maar. Dat ga je me toch wel vertellen.'
Ik voelde me nat en boos. In mijn schoen drukten een paar steentjes tegen de bal van mijn voet. Mijn hoofd jeukte onder mijn wollen muts en mijn hals jeukte onder mijn wollen sjaal en mijn handen zweetten in mijn wollen handschoenen en mijn neus was koud. Waarom kon ze niet gewoon naar me luisteren en knikken en mijn hand vasthouden?
'Ik vind dat je er een obsessie van gemaakt hebt, die je helemaal opvreet. Je kan dit raadsel wel oplossen, maar dan komt er altijd weer een ander voor in de plaats. Jij zoekt naar de fundamentele, allesomvattende betekenis van een ingewikkeld drama. Waar is je humor gebleven?'
'Je verstand, bedoel je.'
'Je humor. Je begint me te vervelen. Kan je het niet een keer loslaten?'
Via een overstap klom ik over een hek, zodat mijn handpalmen groen werden van het slijmerige mos.
'Dat wil ik ook. Ik dacht dat het allemaal voorbij was, dat ik hier kwam om een punt achter dat hele walgelijke gedoe te zetten en -dit zal wel stom klinken - om Natalie terug te vinden. Ze was een soort legpuzzel geworden, of zoiets, en de enige stukjes van haar karakter waar ik aan dacht, waren de stukjes die de moord op haar logisch maakten. Maar gisteren kreeg ik een heel helder beeld van haar, het was alsof ik haar kon aanraken. Ik was echt dol op haar, weet je. Ze was mijn eerste beste vriendin. Dus moest ik even afscheid komen nemen van degene die ze werkelijk was, op de plek waar ze het laatst rondliep. Maar ergens heb ik zo'n... zo'n raar gevoel. Het is alsof ik nog meer weet, maar er niet bij kan komen. Misschien is dat wel vervelend, maar... o, shit, lateraal denken, dat moet ik gaan doen. Ik heb het gevoel alsof ik gek word.'
Ze zei niets. We wandelden de heuvel af naar de auto.
'Je wil toch nog wel de rest van het weekend hier blijven, of niet?' vroeg ze, onderweg naar het hotel.
'Ja, natuurlijk.' Maar toen: 'Nou, eigenlijk Kim, denk ik dat ik dat niet aankan. Ik ben nu zo rusteloos. Het spijt me heel erg, maar kunnen we vanavond nog terugrijden?'
Ze keek nors.
'Wel een eind rijden voor één late nacht en één verregende wandeling.'
'Ik weet het. Maar ik ben nu gewoon geen erg prettig gezelschap.' Ik draaide mijn raampje open en stak een sigaret op. 'Met al die dingen in mijn hoofd en zo. Het is wat dat maffe mens tegen me zei: je bent er nog niet van af.'
'Zoals gewoonlijk vandaag heb ik geen flauw benul waar je het over hebt. Maar' — ze raakte even mijn schouder aan - 'we gaan niet meer zitten bekvechten. Het is niet mijn bedoeling om zo knorrig te doen.' Ze grijnsde quasi-zielig. 'Ik had alleen al bedacht wat ik vanavond ging eten: coquilles en rauwe tonijn, gemarineerd in citroensap en kruiden, en daarna zuiglam. Als toetje lustte ik wel de appelstrudel met slagroom.'
'Ik koop wel sandwiches voor onderweg,' zei ik. 'Bruine met kaas en een blaadje sla, met een appel erbij.'
'Joepie.'
Het was nog geen acht uur toen we met onze tas en schoenen het hotel uitstapten. Ik stond erop dat ik die tweede nacht nog betaalde en verontschuldigde me tegenover de verbijsterde eigenaar.
'Ze denken vast dat we een stel zijn dat ruzie heeft gekregen,' zei ze.
'Ze denken vast dat we een stel Londense mooiweerwandelaars zijn die voor de regen vluchten.'
Het regende nog altijd toen we in de steeds dichter wordende duisternis vertrokken, zo'n verschrikkelijke juni-avond. De ruitenwissers kwakten het water omlaag en Kim zette wat muziek op. Afwijkende jazzy noten van een saxofoon vulden de auto, zodat het kletterende noodweer overstemd werd. Geleidelijk werd de regen minder, hoewel de plassen op de weg nog steeds opspatten onder onze banden, en Kim moest elke keer dat een vrachtwagen van de andere kant langs kwam denderen, de ruitenwissers weer aanzetten.
Ik leunde vermoeid achterover en staarde naar het voorbij golvende landschap. Ik zag mijn gezicht, een wazige veeg, in het raampje. Ik had hier niet kunnen blijven, maar ik wist eigenlijk niet waarom ik terugging. Wat moest ik nu doen? Mijn leven verkeerde in een impasse. Misschien moest ik gewoon maar weer bij Alex op de bank gaan liggen en al die akelige, doorzeurende ongerijmdheden op orde proberen te krijgen. Met hem had ik wel licht geworpen op een ziekmakend stukje van mijn leven, maar de rest lag nog in het donker. Misschien moest dat ook allemaal aan het licht komen. Van het idee alleen al werd ik onuitsprekelijk moe, alsof mijn botten zeer deden. Aan het begin van deze reis terug naar mijn jeugd had ik het beeld gebruikt van een zwart gat in het zichtbare landschap van mijn verleden. Nu leek het wel of dat beeld als het negatief van een foto helemaal omgedraaid was. Wat nu zichtbaar, glashelder zichtbaar werd, was wat vroeger nog in het duister lag. Het land waar alles anders was, onder de heerschappij van een dood kind.
'Kan jij even het licht aandoen zodat ik een ander bandje kan zoeken?' vroeg Kim, grabbelend door de hoop cassettes in het zijvak van haar portier.
'Ja hoor.' Ik knipperde met mijn ogen en de wereld buiten de auto werd uitgewist. 'Weet je, Kim, het voelt allemaal zo binnenstebuiten aan. Toen ik vanochtend die heuvel opliep, voelde ik me net Alice in die tuin waar alles omgekeerd is en waar je om ergens te komen juist ervandaan moet lopen. Vreemd, hè?'
Ik knipperde met mijn ogen tegen de onverwachte tranen en staarde in het raam. Een vrouw van middelbare leeftijd, haar smalle gezicht gegroefd van de zorgen, staarde terug, gevangen in haar wereld aan de andere kant van het glas. We keken elkaar aan, met grote ogen en vol walging. Ze was geen vreemde. We kenden elkaar heel goed, maar misschien wel niet goed genoeg. Een koud mes sneed door mijn hoofd. O nee, o lieve god, alsjeblieft niet. Wat had ik gedaan?
Ik deed het licht uit. Een cannelure, spookachtig, zilver, hing trillend in de lucht. Het gezicht van de vrouw werd uitgewist. Ik had naar mezelf zitten kijken. Natuurlijk. Een uur lang was ik dat meisje op die helling, was ik Natalie geweest. Op die helling had ik mezelf gezien en mezelf opgespoord. Ik was in die tuin van Alice geweest en had mijn evenbeeld nagelopen, en toen ik mezelf had gevonden, was ik mezelf ook op een hele vreselijke manier kwijtgeraakt. Heel vreselijk. Ik voelde een schreeuw in me omhoogkomen en sloeg mijn hand voor mijn mond. Dat was Natalie helemaal niet geweest op die heuvel, dat was altijd ik geweest, Natalies vriendinnetje, haar dubbelganger. Ik was al die jaren geleden gezien door een oude man die de tent kwam weghalen, ik, maar ze hadden me Natalie genoemd. Ik had in de nachtmerrie van mijn leven naar mezelf gezocht.
'Alsjeblieft, Kim. Kun je me alsjeblieft bij het volgende metrostation afzetten.'
We kwamen nu in de buitenwijken van Londen en ik wist waar ik nu heen moest.
Kim keek me stomverbaasd aan, maar remde gehoorzaam.
'Ik hoop dat je weet waar je mee bezig bent, Jane, want ik weet het in ieder geval niet.'
Ik gaf haar een zoen op de wang en omhelsde haar toen langdurig.
'Ik weet waar ik mee bezig ben. Voor het eerst in een hele lange tijd weet ik waar ik mee bezig ben. Er is iets wat ik nog moet uitzoeken en ik denk dat het pijn gaat doen.'
'Jane,' zei ze toen ik wilde weglopen, 'als je hier ooit doorheen komt, heb je me wel wat uit te leggen. Heel wat uit te leggen.'
39
'Hallo?'
'Hallo, spreek ik met mevrouw Scott?'
'Dat ben ik.'
'Met Jane Martello, misschien weet je nog dat wij elkaar zijn tegengekomen op...'
Ze onderbrak me, dit keer op belangstellende toon. 'Ja, dat weet ik nog.'
'Ik weet dat het stom klinkt, maar zou ik even langs kunnen komen?'
'Hoezo? Nu?'
'Ja, als dat kan?'
'Het is zaterdagavond, ik zou toch een etentje thuis kunnen hebben of zo direct uit kunnen gaan?'
'Sorry hoor, ik wil je niet storen.'
'Geeft niet, ik zit een boek te lezen. Is dit echt zo belangrijk? Kan het niet over de telefoon?'
'Als je het niet belangrijk vindt, stuur je me gewoon weer weg. Vijf minuutjes vraag ik maar.'
'Goed dan, waar zit je nu?'
'Metrostation Hanger Lane. Moet ik een taxi nemen?'
'Nee, je zit heel dichtbij. Neem gewoon de metro naar Shepherd's Bush.'
Ze vertelde me in het kort hoe ik er moest komen, en een paar minuten later kwam ik het metrostation Shepherd's Bush uit en liep een hoek om naar een rustige dure woonwijk bij Wood Lane. Ik klopte op de deur en werd opengedaan door een kleine vrouw met de waakzame gezichtsuitdrukking die ik me van de vorige keer herinnerde, maar nu had ze gewoon een spijkerbroek en een felgekleurde trui aan. Ze glimlachte lichtelijk sardonisch, alsof ik aan haar verwachtingen voldeed, maar ze gaf me toch een hele vriendelijke hand.
'Heb je honger?'
'Nee hoor.'
'Dan ben ik bang dat je moet toekijken hoe ik zit te eten. Kom maar mee naar de keuken. Ik heb liever niet dat je rookt,' zei ze toen ze de sigaret in mijn hand zag. Ik smeet 'm achter me op het tuinpad. In de keuken schonk ze zichzelf een glas Chianti in en ik vroeg alleen om een glas water.
'Als jij toch niets eet, beperk ik me wel tot een hapje,' zei ze. 'En, waar wou je me over spreken?'
Tijdens het praten zette ze zichzelf een immense hoeveelheid eten voor, dat ze allemaal opat: pistachenootjes, olijven met ansjovis en paprika's, tortillachips met guacamole uit de koelkast, focaccia met mozzarella en parma-ham en een flinke plens olijfolie.
'Ben jij een psychotherapeut?'
'Nee, ik ben psychiater. Doet dat er wat toe?'
'Je weet wat me is overkomen, wat ik heb gedaan, of niet?'
'Ik denk het wel. Maar vertel.'
God, wat had ik zin in een sigaret. Om beter te kunnen denken. Om iets te doen te hebben met mijn handen. Ik moest me concentreren.
'Sinds november ben ik in therapie bij Alex Dermot-Brown. Nadat het lijk van mijn goeie vriendin Natalie was gevonden, had ik wat emotionele problemen. Zij was in de zomer van 1969 vermist geraakt. Alex kreeg vooral belangstelling zodra ik hem vertelde dat ik in de buurt was toen ze voor het laatst gezien werd. Op die scène zijn we steeds weer doorgegaan, die heb ik steeds weer voor mijn geest gehaald en geleidelijk heb ik de herinnering weer boven gekregen dat ik zag hoe ze vermoord werd door haar vader, mijn schoonvader, Alan Martello. Dat heb ik hem voorgehouden en hij heeft bekend. Nu zit hij... nou ja, dat heb je in de krant kunnen lezen.'
'Ja.'
'Nou heb ik dus een vraag. Twee vragen eigenlijk. Is het mogelijk dat iemand een misdaad bekent die hij helemaal niet gepleegd heeft? Ik bedoel, waarom zou iemand zoiets doen?'
'Wacht even,' zei ze. 'Ik moet hier eventjes mijn hoofd bij houden.' Ze zat haar focaccia-constructie in partjes te snijden. 'Zo. En, waarom stel je die vraag aan mij?'
'Wat ik eigenlijk wou vragen is: kan je je iets herinneren dat later niet zo blijkt te zijn? Ik heb het nu over een duidelijke gedetailleerde, visuele herinnering.' Ze wilde iets antwoorden, maar ik ging door. 'Ik had het gevoel of ik zoiets deed als een bestand zoeken op mijn computer, dat ik toevallig kwijt was geraakt. Als ik dat terugvond, zou ik er toch nooit meer aan twijfelen dat dit het bestand was dat ik zelf had ingetypt?'
Ze zat nu aan de keukentafel, een halve cirkel aan borden met eten voor zich. Op het moment dat duidelijk werd dat er van haar een antwoord werd verwacht, had ze haar mond vol met sandwich en moest ze nog flink kauwen en daarna slikken.
'Ik heet Thelma, trouwens. Die naam is een interessant voorbeeld van een overdrachtsprobleem. Hij komt uit een roman van Marie Corelli, geschreven in de jaren tachtig van de negentiende eeuw. Zo heette de heldin, een Noorse. Ik ben een keer op een congres in Bergen geweest en begon toen mijn betoog met te zeggen dat mijn aanwezigheid alleen maar passend was omdat ik een Noorse naam had, enzovoort, enzovoort. Na afloop kwam er een man naar me toe, die me vertelde dat Thelma eigenlijk helemaal geen Noorse naam was. Corelli had dat waarschijnlijk verkeerd gehoord of zoiets. Of' 'm verzonnen.'
'Dus jouw naam is een vergissing?'
'Ja, alle Thelma's horen eigenlijk weer opgeroepen te worden en een echte naam te krijgen.' Ze lachte. 'Het maakt ook niet uit,-, zolang je maar allerlei ideeën over culturele traditie niet al te serieus neemt. Je vergelijking met de computer is interessant. Zelfs neurologen hebben geen exact model voor de manier waarop het geheugen werkt, dus we verzinnen allemaal onze grove metaforen. Soms kan het geheugen werken als een systeem met bestanden. Een heel onderdeel kan dan verloren gaan, misschien het stukje over je klas op school. Bij toeval kom je dan iemand uit die klas weer tegen, die geeft je weer wat aanwijzingen en ineens haal je een hele hoop herinneringen weer boven waarvan je niet wist dat je ze nog had. Het probleem is dat die metaforen een eigen leven gaan leiden en een valse werkelijkheidswaarde toegemeten krijgen. Door zo'n vergelijking met een systeem van bestanden kan je gaan denken dat alles wat je hebt meegemaakt, weer naar boven gehaald en opnieuw beleefd kan worden, gesteld dat je de juiste prikkel weet te vinden. Sommige herinneringen vergelijk ik altijd met een zandkasteel op het strand. Als de zee het weggespoeld heeft, is alles weg en kan het nooit precies zo gereconstrueerd worden, zelfs niet in theorie. Is dat het enige waar je met me over wou praten?'
'Natuurlijk niet. Ik ben helemaal de kluts kwijt en ik weet niet met wie ik erover moet praten.'
'Waarom ga je niet met Alex Dermot-Brown praten?'
'Volgens mij staat Alex niet zo open voor wat ik hem allemaal zou gaan vertellen.'
'En jij denkt dat ik zo vijandig tegenover Alex sta dat ik dat wel geloof,' zei Thelma, die voor zichzelf voor de derde keer (of was het de vierde?) een groot glas wijn inschonk.
'Luister eens, op dat congres waar wij elkaar tegenkwamen, ben ik ook een stel aardige beschadigde vrouwen tegengekomen die zeiden dat ze me zouden steunen en geloven en niet aan mij zouden twijfelen. Ik sta op de rand van iets verschrikkelijks, maar het voornaamste is dat ik hier niet om steun vraag. Ik wil niet dat ik geloofd word als ik het mis heb. Snap je wat ik bedoel?'
'Niet helemaal, maar ga door.'
'Ik geef je even de belangrijkste details. De laatste getuige die mijn nichtje Natalie levend heeft gezien, zag haar op zondag 27 juli 1969 bij een rivier in de buurt van haar huis. Al het werk aan mijn herinnering met Alex was gebaseerd op het feit dat ik daarbij was, precies op de plek waar het gebeurd is, precies op hetzelfde ogenblik. In die tijd was ik hartstochtelijk verliefd op Natalies broertje, en ik was naar de Col gelopen en daar met mijn rug tegen dat heuveltje gaan zitten, tussen Natalie en mij. In een puberale opwelling heb ik een stel gedichtjes gepakt die ik had geschreven, en die verfrommeld, in de rivier gesmeten en gekeken hoe ze om de bocht van de rivier wegdreven.'
Ze trok een wenkbrauw op. 'Doet dit allemaal wel ter zake?'
'Ja, heel erg. Dat was het verhaal dat ik oorspronkelijk aan Alex heb verteld, dat deel waar ik in mijn herinnering zeker van ben, waar geen twijfel over bestaat.'
'En?'
'Vanochtend ben ik voor het eerst weer eens naar de rivier gelopen. Toen ik bij die plek kwam die ik me herinnerde, stroomde de rivier de verkeerde kant op.'
'Hoe bedoel je, "de verkeerde kant"?'
'Het klinkt stom, maar het is wel waar. Ik heb een stukje papier in het water gegooid, en dat dreef niet van me af, maar naar me toe.'
Ze keek teleurgesteld. Ze haalde haar schouders op. Was dit alles?
'Het lag allemaal heel simpel,' ging ik door. 'Ik heb me omgedraaid en ben omhooggelopen naar de andere kant en besefte toen dat ik daar had gezeten en daar het papier erin had gegooid. Ik heb zelfs nóg een prop erin gegooid en die dreef de hoek om, precies zoals in mijn herinnering.'
De uitdrukking op haar gezicht was nu bekoeld. Ze keek afwezig, een beetje gegeneerd. Ze zat niet eens meer zo energiek te eten. Ik zag dat ze zich afvroeg hoe ze zonder al te veel gedoe van me af kon komen.
'Sorry hoor,' zei ze. 'Ik ben vast een beetje traag van begrip, maar ik zie niet helemaal wat we hier verder mee moeten. Ik zie niet in wat het uitmaakt dat jij de dingen verkeerd om onthouden hebt.'
'Het was niet zomaar verkeerd om. De brug vanwaar die getuige Natalie had gezien, lag ook aan die kant van de heuvel. Maar probeer me nog even te volgen. Om redenen waar ik verder niet over zal uitweiden, heb ik net een hele hoop spullen teruggekregen uit de tijd dat ik 's zomers daar altijd bij Natalie logeerde. Onder andere het dagboek dat ik die zomer heb bijgehouden. Dat hield op twee dagen voordat Natalie voor het laatst is gezien, dus ik heb er verder niet zo'n aandacht aan besteed. Maar vandaag keek ik er weer even in en toen viel me een interessant detail op. Ik vond het altijd zo vreemd dat Natalie nooit meer was gevonden. En toen ze in oktober ontdekt werd, vond fk dat in ieder geval nog vreemder. Het was een briljante plek om een lijk te begraven omdat het vlak onder onze neus lag, in de tuin, een paar meter van het huis. Maar hoe kon dat dan?'
'Dat weet ik niet. Vertel jij dat maar,' zei ze met duidelijk ongeduld.
Door mijn dagboek herinnerde ik me weer dat er voor het huis een barbecue aangelegd werd en dat die net op de ochtend van het feest, zaterdag 26 juli, de dag voordat Natalie voor het laatst gezien was, afgemaakt zou worden. Vanochtend ben ik gaan kijken bij het gat waar Natalies lijk is gevonden en daar zag ik de resten van die barbecue. Die was gemaakt van bakstenen, op aardewerken tegels gemetseld. Er is nu nog maar weinig van over omdat de barbecue weg is gehaald en de tegels weggehakt zijn toen Martha - dat is mijn schoonmoeder - een groter grasveld wou. Maar het punt is dat de moordenaar het lijk van Natalie in het gat heeft begraven omdat hij wist dat er binnenkort beton, tegels en een zwaar bakstenen geval bovenop zouden komen.'
'Een gat in de grond, daar zou de politie toch meteen in gaan kijken?'
'Maar er was helemaal geen gat meer, snap je? Toen Natalie op de 27ste voor het laatst gezien was, stond de barbecue daar al ruim vierentwintig uur. Een lijk nog eens onder een bakstenen barbecue leggen, dat gaat vanzelfsprekend niet.'
'Nou ja, dat klopt, maar je geeft nou toch antwoord op je eigen vraag?'
'Je begrijpt niet waar ik heen wil. Natalie kan nooit op de 27ste dood geweest zijn, laat staan op de 28ste toen ze als vermist werd opgegeven. Ze was al dood en begraven op de ochtend van het feest, op de 26ste.'
Ze keek verwonderd, maar was er nu wel helemaal bij.
'Maar jij zei dat ze op de 27ste nog is gezien?'
'Ja. Maar als ik jou nou eens vertel dat Natalie en ik even oud waren, dezelfde teint hadden, dezelfde kleren droegen? En dat ze in die buurt bekend was en dat ik daar alleen in de zomer zat, dus dat er een hoop mensen daar woonden die mij nog nooit hadden gezien? En dat ik nu kennelijk heb ontdekt dat ik op hetzelfde moment op dezelfde plek was waar Natalie voor het laatst levend is gezien? Wat dan?'
Heel langzaam, als een vlam door een krant, verspreidde zich een glimlach over haar gezicht. Ze zat nu diep na te denken.
'Weet je dat wel zeker, van die barbecue?' vroeg ze op scherpe toon.
'Heel zeker. Overal op de piekwaar ze gevonden is, heb ik stukjes tegel gevonden. Ze lag er echt onder.'
'En weet je zeker dat hij niet een paar dagen later is afgemaakt. Misschien was hij niet op tijd klaar voor het feest.'
'Die barbecue, daar draaide het hele feest om. Ik heb foto's waarop mensen in de rij staan voor hun spareribs en hotdogs.'
Nog een bezwaar schoot haar te binnen. 'Maar maakt dit allemaal eigenlijk nog wel wat uit? Alan heeft bekend. De politie zal zeggen dat je je gewoon in de datum hebt vergist.'
'Maar Alan was er helemaal niet. Mijn vader heeft Alan en Mar-tha op de ochtend van het feest van de boot gehaald. Die kwamen net terug uit het Caribisch gebied. Die kwamen pas aan het begin van de avond op de Stead, toen het feest net was begonnen. Alan kan Natalie niet vermoord hebben. Maar er is één probleem.'
'En dat is?'
Wanhopig gooide ik mijn handen in de lucht. 'Ik heb gezien dat hij het deed. En hij heeft bekend.'
Ze lachte luidkeels. 'O, is dat alles?'
'Ja,' zei ik.
'Daar geloofde ik toch al niets van.'
'Wil jij zeggen dat ik me dat allemaal ingebeeld heb?'
Misschien schreeuwde ik wel.
'Jane, ik ga een whisky nemen en jij ook, en je mag van mij zo'n smerige sigaret roken en dan gaan wij eens even serieus met elkaar praten, ja?'
'Ja, oké.'
Ze pakte twee ongewoon bonkige whiskyglazen en een even bonkige glazen asbak. Die waren bij mij niet het huis ingekomen.
'Alsjeblieft,' zei ze, terwijl ze waarschijnlijk een vijfdubbele Schotse whisky in elk glas liet klokken. 'Niet van die trendy single-malt troep. Dit is een lekkere blend, zoals het gedronken hoort te worden. Proost.'
Ik nam een slok en een zalige haal van een sigaret.
'En?' vroeg ik.
'Vertel eens even over die sessies met Alex Dermot-Brown,' zei ze.
'Hoe bedoel je?'
'Hoe jij die herinnering weer hebt bovengehaald. Hoe ging dat in z'n werk?'
Ik deed in het kort verslag van het ritueeltje dat Alex en ik hadden opgevoerd, en hoe ik elke keer weer naar de Col terugging. Tijdens mijn verhaal verscheen er eerst een frons op haar voorhoofd, maar even later ging die frons over in een glimlach.
'Sorry hoor,' zei ik, 'maar wat is daar zo leuk aan?'
'Niks, ga door.'
'Dit is het. Wat vind je ervan?'
'Hebben de procureurs nog laten blijken dat ze jou wel wilden laten getuigen?'
'Dat was niet nodig. Alan had bekend.'
'Ja, uiteraard. Maar maakten ze een enthousiaste indruk bij het vooruitzicht dat jij zou gaan getuigen?'
'Dat weet ik niet. Een paar zaten er volgens mij wel een beetje mee.'
'Ik zal je vertellen dat Alan Martello nooit op jouw getuigenverklaring alleen veroordeeld zou zijn. Misschien was die niet eens toelaatbaar.'
'Waarom?'
'Omdat hypnose je herinneringen verandert, en jij bent onder hypnose gebracht.'
'Doe niet zo belachelijk, ik weet wat ik toen deed en ik heb gewoon op de bank gelegen en me iets geprobeerd te herinneren. Als ik onder hypnose was gebracht, had ik dat echt wel geweten.'
'Volgens mij niet. Dit heeft niets met hocus-pocus te maken. Ik wil wedden dat jij een zeer ontvankelijk persoon bent. Ik zou je zo in trance kunnen brengen en tegen je zeggen dat, nou ja, weet ik veel, dat je tijdens de wandeling van Shepherd's Bush naar hier iemand onder een auto hebt zien komen. Als ik je er dan weer zou uithalen, zou je ervan overtuigd zijn dat het waar was.'
'Dat kan misschien wel kloppen, maar Alex heeft me niet verteld wat ik me moest herinneren.'
'Dat weet ik, maar met al die herhaling en bekrachtiging heb je een herinnering gereconstrueerd die steeds aangroeide. Elke keer heb je een klein beetje aan het verhaal toegevoegd, en de keer daarop herinnerde je je weer dat detail dat je eraan had toegevoegd en stopte je er nog wat bij. In zekere zin is die herinnering wel echt, maar het is toch een herinnering aan herinneringen.'
'Maar dat verschrikkelijke misdrijf op het eind dan? Dat heb ik zo precies zien gebeuren.'
'Die hele therapie hebben jullie naar zoiets toe gewerkt. Alex Dermot-Brown was je erop aan het voorbereiden, hij gaf je steeds de zekerheid dat alles wat jij je herinnerde ook echt was en hij heeft zijn professionele status en zijn psychologische overwicht gebruikt om je ervan te doordringen dat je ergens getuige van bent geweest en niet iets construeerde.'
'Kan zoiets dan?'
'Ja, dat kan.'
'Heeft hij dat dan bewust gedaan? Was hij bezig om me een valse herinnering in te prenten?'
'Dat zeker niet. Maar soms kun je datgene creëren wat je zoekt. Ik weet dat Dermot-Brown vurig gelooft in het verschijnsel van recovered memory. Ik ben ervan overtuigd dat hij zulke mensen wil helpen en dat hij nu zijn hele carrière daaraan ophangt.'
'Wil je daarmee zeggen dat hij het volkomen bij het verkeerde eind heeft?'
'Heb jij er dan een andere verklaring voor, Jane?'
'En die vrouwen dan, die zeiden dat ze als kind waren misbruikt? Wil jij beweren dat zoiets allemaal maar inbeelding is, zoals Freud dat zei?'
Ze nam een grote slok whisky. 'Nee. Op het ogenblik heb ik zo'n zes slachtoffers van seksueel misbruik in behandeling. Twee ervan zijn zussen die allebei voor hun zestiende al een kind van hun vader hadden. Ik heb voor de rechter bewijsmateriaal aangedragen dat geholpen heeft, hoop ik, om hem te veroordelen. Ik weet ook dat seksueel misbruik soms moeilijk te bewijzen valt, ik ken mensen die dat gedaan hebben, die nu nog vrij rondlopen, en daar word ik wel eens wanhopig van. Misschien drink ik daarom hier meer van dan goed voor me is.' Ze schudde even met haar whiskyglas. Er zat niet veel meer in. 'Maar ik geloof niet dat seksueel misbruik in een heel eigen wereldje plaatsvindt, waarin de normale regels - en dan bedoel ik die van de wet en de wetenschap - niet meer opgaan. Dat seksueel misbruik buitengewoon moeilijk te bewijzen valt, wil nog niet zeggen dat we dan maar mensen moeten veroordelen zonder enig bewijs.'
'Maar die gevallen zijn niet zonder enig bewijs. Die vrouwen die ik bij de workshop ben tegengekomen, die herinneren zich dat ze misbruikt zijn.'
'O ja? Allemaal? Ik heb berichten gelezen over jonge vrouwen, uit een klaarblijkelijk liefdevol goeddraaiend gezin, die in therapie zijn gegaan en na een jaar of twee met verhalen komen over weerzinwekkend misbruik tijdens hun hele jeugd. Die komen met verhalen over herhaalde rituele verkrachting, sodomie, marteling, het toedienen van fecaliën, satanische rituelen. Er zijn mensen onder ons die nog wel eens willen zeggen dat er bij ongehoorde beschuldigingen extra strenge eisen aan het bewijsmateriaal gesteld moeten worden, maar de lui die deze trieste vrouwen steunen, beweren dat we buiten hun getuigenverklaring geen enkel bewijs mogen vragen. Elke twijfel aan zoiets is collaboratie met de dader. Er bestaat niet eens een neurologisch model dat iets dergelijks verklaart. We kennen allemaal het geheugenverlies dat op kan treden na één klap tegen het hoofd bij een verkeersongeluk. Maar systematisch geheugenverlies bij afzonderlijke gebeurtenissen die over vele jaren met regelmaat plaatsvinden is ons tot nu toe niet bekend. Vergeleken daarbij is jouw eigen verhaal dat je je schoonvader je nichtje hebt zien vermoorden maar iets banaals.'
'Maar waarom was het dan juist Alan die ik heb gezien?'
Ze haalde haar schouders op.
'Dat moet je mij niet vragen. Jij kent hem. Het kan zijn dat hij tijdens je therapie het richtpunt vormde voor hele sterke emoties van jouw kant. In een tijd dat je creatieve brein naar een boosdoener zocht, leek hij wel iemand die geweld tegen een vrouw kon gebruiken. Die moord in je verbeelding was het moment waarop je binnen- en je buitenwereld samenvielen. Op een perverse manier was dat eigenlijk een triomf voor de psychoanalytische methode. Het is alleen jammer dat je zo moeilijk om de werkelijkheid heen kan.'
'Maar waarom heeft hij dan in hemelsnaam bekend?'
'Dat soort dingen doen mensen soms, weet je. Daar hebben ze zo hun redenen voor.'
'O god,' zei ik, en mijn hoofd zakte in mijn handen. 'Jij vraagt aan mij of Alan Martello niet zo iemand is die niet met schuldgevoel en onmacht kan omgaan en daarom maar in het wilde weg een zelfdestructief theatraal gebaar maakt. Kut, daar heb je helemaal gelijk in.'
Ze dronk haar glas leeg. 'Alsjeblieft.'
Ik keek in mijn eigen glas. Dat kreeg ik niet zomaar leeg. Er zat zeker nog eenderde in en ik voelde me nu al dronken. Een beetje wankel stond ik op.
'Ik denk dat ik maar beter naar huis kan gaan,' zei ik.
'Ik bel even een taxi voor je,' zei ze. Dat deed ze, en nog geen paar minuten later werd er aangebeld.
'Ik neem aan dat je mij als bewijsstuk wil gaan gebruiken in de strijd tegenrecovered memory,' zei ik in de deuropening.
Ze glimlachte droevig. 'Nee hoor, maak je geen zorgen. Jouw ervaring zal hun zekerheden op geen enkele wijze beïnvloeden.'
'Dat kan niet waar zijn.'
'Nee? En jij dan? Wat had jij gedacht als je bij je rivier was aangekomen en gemerkt had dat die de goeie kant opstroomde?'
'Dat weet ik niet.'
'Pas onderweg maar goed op jezelf,' zei ze, terwijl ik de taxi instapte. 'Morgenochtend zul je even met de politie moeten bellen. Die kan dat onderzoek naar de moord helemaal gaan overdoen.'
'O, nee hoor, helemaal niet,' zei ik.
Ze keek me verwonderd aan, maar de taxi reed al en ik was te ver weg om nog iets te zeggen.
40
We namen de A12 Londen uit, tegen het forensenverkeer in, en zaten al snel in de pseudo-natuur tussen de rand van Londen en het vlakke land van Essex verderop. Ik had het wegenboek open op mijn schoot. Op mijn aanwijzingen na was het stil in de auto. We sloegen van de snelweg af en kwamen terecht in de chaos van rotondes, lintbebouwing en industrieterreinen. Men was bezig met de aanleg van een rondweg, dus zaten we een halfuur op één baan te kijken naar een man die steeds een ander bordje omhooghield. Stop, Go. Stop, Go. Herhaaldelijk keek ik op mijn horloge.
Voor het laatste stuk was de kaart niet meer nodig. We volgden de blauwe borden naar Wivendon. De auto parkeerden we voor een neoklassiek pand dat evengoed een supermarkt of een bureau voor toerisme geweest had kunnen zijn. Maar het was een gevangenis.
De anderen bleven achter op het parkeerterrein. Ik liep via een pad met aan twee kanten lage ligusters naar de poort. Mijn identiteit werd gecontroleerd, mijn rijbewijs geïnspecteerd, mijn tas moest ik afgeven. Een vrouw in een marineblauw uniform stak glimlachend haar handen onder mijn armen en mijn jurk. Ik werd meegenomen door een stel betrekkelijk kleine deuren, bijna als door de personeelsingang van een gemeentelijk zwembad.
Ik ging zitten in een wachtkamer, met een potplant zonder bloemen en een stel oude tijdschriften op tafel. Aan de muur hing een aankondiging van een feestelijk vuurwerk. De deur ging open en er kwam een man binnen. Hij droeg een bruine corduroy broek en een eenvoudig geruit overhemd, met het bovenste knoopje los. Zijn dikke roodbruine haar hing over zijn kraag. Het was een zwaargebouwde man, ongeveer van mijn leeftijd. Onder zijn linkerarm had hij een aantal dikke bruine mappen.
'U bent mevrouw Martello?' Hij kwam naast me zitten en stak zijn hand uit. 'Ik ben Griffith Singer.'
'Hallo.'
'U kijkt verbaasd.'
'Ik had een cipier verwacht, denk ik.'
"We proberen het hier ietsje informeler aan te pakken.'
'Hoe lang heb ik?'
Hij trok zijn wenkbrauwen op. 'Net zolang als u wilt. Het spijt me erg, maar u treft me op een druk moment. Vindt u het goed als we al lopende wat praten?'
We stonden op en hij hield de deur voor me open en liep voor me uit de gang door tot bij twee getraliede deuren.
'Zo komen we op zijn afdeling,' zei hij, en hij drukte op een simpele plastic bel naast een deur. Uit een glazen kantoor tussen de twee deuren kwam een geüniformeerde man. Griffïth liet een pasje zien en mijn naam werd op een klembord gecontroleerd. Hij stond er niet op, dus moesten we een paar minuten wachten tot er iemand van de hoofdingang kwam met een bezoekerskaartje.
'Hoe gaat het met hem?' vroeg ik.
'Hij is een van onze stergevangenen,' zei Singer. 'We zijn echt heel tevreden over hem. Dit is een nieuwe afdeling, weet u. Die heb ik - hebben we nog maar kort voordat hij kwam opgezet, en hij is een van de mensen dankzij wie het een succes is geworden. Weet u een beetje hoe we hier werken?'
'We hebben 'm allemaal geschreven. Hij heeft nooit teruggeschreven.'
'De mensen die hier zitten, moeten allemaal lang op hun voorwaardelijke vrijlating wachten. In plaats van dat we ze hier laten wegrotten, zetten we ze bij elkaar in een zodanige omgeving dat ze elkaar kunnen helpen en bovendien, hopen we, hun tijd creatief besteden.'
'Met herinneringen uitwisselen,' zei ik.
'Dat gaat niet zoals u denkt,' zei hij. 'Hij doet het verschrikkelijk goed. Hij heeft een studiegroepje gevormd, heeft iedereen erbij betrokken. Hij is... O, mooi, daar hebben we Riggs.'
Er kwam nog een man in een uniform door de gang aan klossen. Hijgend verontschuldigde hij zich. Ik moest een kaartje tekenen,
dat in een doorzichtig plastic mapje steken, en het geheel werd aan mijn revers vastgeklemd. De eerste deur ging open en weer op slot. De tweede deur. Een gevangenbewaarder met een naamplaatje waaruit bleek dat hij Barry Skelton heette, liep achter ons aan.
'Ben ik hier wel veilig?'
Singer glimlachte geamuseerd. 'Veiliger dan op het parkeerterrein. Maar, Barry blijft in de buurt.'
Een gang met een zachte vilten vloerbedekking en witgesausde muren liep een onbekende kant op. Singer nam me bij de arm.
'Ik zoek even een rustig plekje voor u. Er is hier ergens een opslagruimte waar nog wel plaats is.'
We kwamen langs een stel kamers. Ik zag een glimp van een paar mannen die tv zaten te kijken. Niemand keek om. In de opslagruimte was er iets aan de hand — ik zag niet wat - dus liepen we door tot we bij een groepsruimte kwamen die leeg was.
'Gaat u hier maar zitten, met Barry,' zei Singer, die verder liep door de gang. Er schoot hem iets te binnen, dus hij draaide zich om. 'Hij is een boek aan het schrijven, weet u. Ziet er veelbelovend uit.'
Het was een middelgroot vertrek en de hoge ramen aan de andere kant keken uit op een verlaten recreatieterrein. Midden in het vertrek stonden acht oranje kuipstoelen in een kring. Alles werd helverlicht door de tl-buizen. Barry stapte naar voren, pakte een van de stoelen en zette die vlak bij de deur.
'Ik blijf hier zitten,' zei hij. Hij sprak met een licht Ulsters accent. Het was een hele lange man met een bleke huid en steil zwart haar. 'U gaat met uw gezicht naar me toe zitten. We doen hier niet zo moeilijk over de regels, maar u mag geen enkel voorwerp aan elkaar doorgeven. Als u een eind aan het gesprek wilt maken, om welke reden dan ook, hoeft u niets te zeggen. U tikt even tegen uw identiteitsplaatje en ik kom naar voren en begeleid u naar buiten.'
Ik knikte. Ik ging op de stoel zitten, zoals me gezegd was. Ik liet mijn gezicht in mijn handen vallen. Ik moest even mijn gedachten op een rij zetten.
'Dag, Jane.'
Ik keek op.
'Dag, Claud.'
Hij was op zijn minst zes kilo kwijtgeraakt. Hij zag er magerder, scherper uit, en zijn korte haar was iets grijzer geworden. Hij droeg een verschoten blauw trainingsjack, een zwarte spijkerbroek en sportschoenen. Hij keek met een half oog om naar Griffith Singer die in de deuropening bleef hangen.
'Nou, ik laat jullie even alleen,' zei Singer onbeholpen, alsof hij een blind-date tussen ons geregeld had en niet zeker wist of wij het wel met elkaar zouden vinden.
Claud knikte.
'Zal ik hier gaan zitten, Barry?' vroeg hij, wijzend op de stoel tegenover de mijne. Barry knikte. Hij ging zitten en we bekeken elkaar aandachtig.
'Je ziet er goed uit, Claud,' zei ik.
Hij zag er ook goed uit, beter dan ik hem ooit had gezien. Hij gaf een klein knikje, als dank voor het compliment. Hij stak zijn hand in zijn broekzak en haalde een verkreukeld pakje sigaretten en een grijze metalen aansteker te voorschijn. Hij bood me een sigaret aan, maar ik schudde mijn hoofd. Hij stak er zelf eentje op en nam een lange haal.
'Dit is een stimulerende omgeving,' zei hij. 'Er worden hier interessante ideeën ontwikkeld. Volgens mij is het in allerlei opzichten een verbetering ten aanzien van het Barlinnie-model. En wat mij persoonlijk betreft...' Hij haalde zijn schouders heel even op. '...is dit een buitengewoon gezond bestaan. Maar hoe gaat het met jou?'
'Heb je het al gehoord van Alan?'
'Ik kijk geen tv en lees geen kranten.'
'Hij is weer een literaire ster geworden.'
'Hoe dat zo?'
'Hij heeft zijn gevangenismemoires geschreven. Met de titel Honderdzevenenzeventig dagen. De uitgeverij had het binnen een maand op de markt. Het is een sensatie. The New Yorker heeft er een heel nummer aan opgeofferd om het integraal te kunnen publiceren. In de recensies werd het vergeleken met Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj. Alan heeft me verteld dat er een film van gemaakt wordt met Anthony Hopkins in de hoofdrol. Volgens mij vraagt Alan zich alleen nog af of hij nou de Nobelprijs voor literatuur of voor de vrede krijgt.'
Claud glimlachte. Hij tikte zijn sigaret af en de as viel naast zijn rechtervoet op de grond.
'Dus jullie praten weer met elkaar?' vroeg hij.
'Heel veel. Hij heeft me in zijn armen genomen en me vergeven. Daar was ik zo door geroerd, ook al gebeurde dat live op televisie.'
'Hoe is het verder afgelopen met je therapeut?'
Ik haalde mijn schouders op.
'Hoe is het met de jongens, Jane?'
'Paul doet het ook prima. Hij heeft een hele nieuwe versie van zijn film uitgebracht. Die wordt overal op de wereld verkocht. Op dit moment zit hij in Seoel bij een televisiefestival.'
'Mooi. Ik vond de oorspronkelijke versie eigenlijk nogal oppervlakkig.'
'Dat zal jij vast wel gevonden hebben, Claud.'
'En je pension, Jane? Is dat al in bedrijf?'
'Niet echt, maar we zijn wel aan onze derde officiële openingsdatum toe en die is nog steeds niet verschoven, dus hij is nu dichterbij dan ooit tevoren. Ik heb goeie hoop.'
'Daar ben ik blij om, Jane. Dat is een goed teken. Het is een fantastisch project. Ik gun het je van harte.'
Achter mijn ogen kwam een steeds hevigere pijn opzetten.
'En hoe gaat het met je eigen magnum opus? Ik hoor dat je een boek aan het schrijven bent.'
Hij lachte. 'Heeft Griff soms zijn mond voorbij zitten praten? Ik weet dat je nooit iemand je werk moet laten zien voordat het af is, maar hij wou per se een stukje lezen.'
'Waar gaat het over?'
'Ik ben bezig met een soort misdaadverhaal, als een intellectuele oefening bijna. Ik moet zeggen dat het iets heel bevredigends heeft.'
'Wat is de plot?'
'Het gaat over een moord op een tienermeisje.'
'Wie is de moordenaar?'
'Dat is het interessante eraan. Ik probeer af te komen van dat oude afgezaagde beeld van jonge meisjes als lieve passieve wezentjes. Het slachtoffer van de moord is een manipulatieve puber die zich bewust is van haar ontluikende seksuele macht. Ze is mooi en charmant, maar ze gebruikt dat als een instrument om de mensen om haar heen te beschadigen. Ze gaat zoeken naar hun geheimen en chanteert ze ermee.'
'Wordt ze daarom vermoord?'
'Niet helemaal. Ze kan het niet laten om haar lichamelijke aantrekkingskracht ook op de mannen uit haar eigen familie te botvieren. Zonder dat iemand anders het doorheeft, is ze bezig haar oudste broer te verleiden.'
'Hoe doet ze dat dan?'
'Je weet hoe dat gaat, een blik, even aanraken, een samenzweerderig sfeertje, af en toe wat geflirt. Een van de dingen die ik probeer te vangen is die overgang in een familie van onschuldige verhoudingen naar verhoudingen met een vergelijkbaar gedrag dat seksueel geladen raakt, omdat het meisje in een seksueel wezen verandert en zich bewust wordt van de macht die ze uitoefent.'
'Wat gebeurt er dan?'
'Ze krijgt meer dan ze op gerekend had. Ze zit hem te verleiden, dus hij dwingt haar om het ook af te maken. Hij laat haar zien wat de logische consequentie is van haar gedrag. Maar daar zit 'm nou juist de wending, snap je. Ook op dat moment gebruikt ze haar seksualiteit als een vorm van macht over haar broer en tart hem ermee, vernedert hem. Iets wat als haar straf bedoeld is, wordt voor haar een genot.'
'Wat gebeurt er dan?'
'Zulke dingen gaan vaak als een nachtkaars uit, maar zij wordt zwanger.'
'Had ze dan geen abortus kunnen laten plegen?'
'Dat komt niet ter sprake. Ze dreigt haar broer met het hele geval. Hij krijgt een briefje van haar dat ze hem aan de kaak gaat stellen bij de familie.'
'Je klinkt alsof je aan de kant van de moordenaar staat.'
'Jij moet een verhaal ook altijd van alle kanten bekijken. Dat is toch waardoor wij mens zijn, door onze verbeelding? Dat zei jij vroeger in ieder geval altijd.'
'Denk jij soms dat je de lezer ervan kan overtuigen dat een jong meisje het verdient om door de broer die haar zwanger heeft gemaakt, vermoord te worden?'
Er kon nog net een lachje en een schouderophalen bij hem af.
'Dat is een artistieke uitdaging.'
'Hoe pakt hij dat dan aan?'
'Ja, dat is wel interessant, hè?' Zijn gezicht stond heel kalm, bedachtzaam. 'Iemand vermoorden is makkelijk, niet gepakt worden, dat is moeilijk. De broer overweegt twee uiteenlopende methodes. De eerste is om haar openlijk te doden, alsof het een ongelukje is tijdens een ruzie. Op zijn slechtst kan de moordenaar dan een korte gevangenisstraf krijgen. Als hij geluk heeft, wordt hij niet eens voor de rechter gesleept. Maar dat is geen aantrekkelijke oplossing. Ik moest...' Hij zweeg, ineens van zijn apropos geraakt. Hij drukte zijn sigaret uit onder zijn schoen en stak er nog eentje op. 'Ik wou een personage creëren dat bijna uit een idee van etiquette zijn zus vermoordt. Ze heeft hem wel in de val gelokt, maar ze is ook bezig de hele familie te verzieken. Het is een meisje dat zit te vissen naar geheimen en die dan gebruikt. Een familie heeft geheimen nodig, die kleine drogredenen die de boel bij elkaar houden. Dit meisje is bezig een goeie familie, een geweldige familie kapot te maken. Veel mensen zullen het erover eens zijn dat het beter is om een meisje te verliezen dan een hele familie.'
'Het standpunt van het meisje komt in jouw verhaal kennelijk niet zo aan bod.'
'Haar standpunt is volkomen duidelijk: zij gaat haar eigen directe verlangens achterna, wat voor schade dat iemand ook berokkent.'
'Hoe pleegt hij die moord eigenlijk?'
'Heel rechttoe rechtaan. In het buitenhuis van de familie wordt een groot zomerfeest gegeven. Overal blijven er mensen slapen. Als er eentje verdwijnt, merkt niemand dat. De broer moet dat feest organiseren en krijgt een ingeving. Hij zorgt ervoor dat er op het laatste moment nog een barbecue wordt aangelegd en regelt het met de mensen die dat gaan doen zo dat die op de avond voor het feest nog maar half af is. Hij zegt tegen zijn zus dat hij haar die avond laat wil spreken. Zij heeft net iets met een jongen uit de streek gekregen, dus hij stelt voor dat ze tegen haar kamergenootje zegt dat ze naar haar nieuwe vlam gaat. Hij wurgt haar en begraaft het lijk niet al te diep op de plek waar de volgende ochtend de tegels en de barbecue zelf aangelegd zullen worden.'
'Is zo'n barbecue niet een voor de hand liggende plek om te gaan zoeken?'
'Het mooie aan dit plan is dat er nog allerlei andere factoren een rol spelen. De roman speelt in 1969. Als er in die tijd een rusteloos, lastig meisje van zestien verdween, nam iedereen aan dat ze weggelopen was. En wanneer er dan aan meer lugubere mogelijkheden wordt gedacht, is er al veel tijd verstreken en is het in de chaos van het feest lastig exact vast te stellen op welk moment ze verdwenen is. Maar mensen hebben vagelijk de indruk dat ze haar op het feest hebben gezien. De broer heeft tegen een aantal plaatselijke vaklui en een stel vrienden gezegd dat de zus allerlei taken op het feest zal vervullen. Uiteraard is ze als het feest begint al dood en begraven. Maar de zus had een hartsvriendinnetje van dezelfde leeftijd. Een lief meisje. Ze zien er hetzelfde uit, ze dragen dezelfde kleren. Dat vriendinnetje is niet zo bekend in de streek omdat ze in Londen woont. Het enige dat ik nodig had - dat het verhaal nodig had, was dat een of twee mensen haar op het feest voor de ander aanzagen en dat ik het lijk niet zomaar op een hele goeie plek maar een perfecte plek verstopte.'
Ik keek over zijn schouder naar Barry die er met een verveeld gezicht bij zat. Duidelijk geen boekenliefhebber.
'Maar ik was helemaal niet op dat feest, Claud.'
'Ja, dat weet ik. Theo heeft me dat verteld toen ik uit India terugkwam. Dat komt dan ook niet in de roman voor. Dat is gewoon een te gelukkig toeval om geloofwaardig te zijn in die strakke structuur van het boek dat ik aan het schrijven ben. Zoals je al zegt, jij was niet aanwezig op dat feest om voor het cruciale alibi te zorgen. Maar toen Gerald Docherty op zondag de 27ste juli de brug bij de Col overliep om te komen helpen met het afbreken van de tent, was jij, die zo op Natalie leek, daar wel. Niet alleen had je daarmee op een nog effectievere manier de aandacht van Natalies rustplaats afgeleid, je had me ook een alibi verschaft dat ik zelf nooit zo perfect had kunnen construeren. Volkomen onbewust had je samen met mij een verhaal over volmaakt bedrog geschreven.'
'Waarom ben je eigenlijk met mij getrouwd, Claud? Waarom ben je met mij getrouwd en heb je kinderen met me gehad?'
Voor het eerst keek hij verrast.
'Omdat ik verliefd op je was, lieve schat. Nooit heb ik van iemand anders gehouden. Altijd zal ik van je blijven houden. Jij bent de enige. En ik wou dat jij van mij hield. Het enige zwakke punt aan mijn plan was dat ik er niet voor heb kunnen zorgen dat jij van me bleef houden. Uit dat falen is alles voortgekomen.'
'En jij was bereid om Alan op te offeren om zelf te kunnen overleven. Was dat briefje echt van Natalie of was dat vals?'
'Dat briefje had Natalie aan mij gestuurd. Ik hoefde alleen maar het "Lieve Claud" of zoiets er van boven af te scheuren. Ik was Alan niet aan het opofferen. Jij had het zelf altijd over zijn theatrale karakter. Ik zag hoe de dingen liepen en heb ze een handje geholpen. Met zijn bekentenis omarmde hij die rol. En op grond van wat jij me vertelt, neem ik aan dat hij nog nooit zo gelukkig is geweest. Maar ik ben er niet trots op, als je dat soms bedoelt. Ik ben bang dat ik het zag als een manier om jou terug te krijgen en dat mijn verstandelijke vermogens daardoor misschien afgestompt zijn geraakt.'
Hij boog zich naar voren en zijn stem klonk ineens nauwelijks harder dan een gefluister.
'Zal ik jou eens vertellen wat het enige is waarvan ik spijt heb, Jane?' Ik gaf geen antwoord en verroerd e me niet. 'Als jij dit ontdekt had toen we nog getrouwd waren...' Fronsend schudde hij zijn hoofd. 'Ik bedoel niet getrouwd, ik bedoel, toen we nog samen waren, echt samen, dan had jij dat begrepen. Nee, niks zeggen. Ik weet dat het zo is. Er is nog één ding dat ik tegen je wil zeggen omdat ik weet dat je me nooit meer komt opzoeken. Dat geeft niks hoor, Jane. Het maakt mij allemaal niet meer uit. Het enige waar het mij om gaat is dat ik nog steeds van je hou. Je hebt niet gezegd wat je van me vindt, maar misschien mag ik van jou ook niet beter verwachten. Onthou gewoon, Jane: die familie en onze twee jongens, dat is mijn cadeau aan jou. Jij zal altijd in een wereld blijven leven die ik voor je heb gemaakt.'
Ik tikte op mijn naamplaatje. Barry liep voor me uit en ik vermeed Clauds blik. Geen van beiden zeiden we iets.
Griffith liep voor me uit de gangen door terug naar de deur. Hij stak zijn grote hand uit.
'Tot ziens, mevrouw Martello. Als dat voor u enige troost mocht zijn, dan zou ik...'
'Tot ziens, dank u wel.'
Ik stapte naar buiten en met een gedempte klik zwaaide de deur achter me dicht. Ondertussen was de dag veranderd. De zon scheen tussen de rijen wolken in een bijna turquoise hemel. De weinige droge bladeren aan de kleine bomen langs het pad glansden. Met twee handen deed ik mijn haar naar achteren, hield mijn gezicht in het licht en bleef daar even staan, met mijn ogen dicht in de warme lucht. Na een paar seconden viel het geraas in mijn hoofd stil. 'Dat is het dan, Natalie,' zei ik hardop. 'Het is voorbij.' En daarna: 'Ik wou dat je er nog was. Zusje van me. Vriendin van me.'
Langzaam liep ik over de lage stenen treden naar beneden, tussen de lage heggen en keurige lege bloembedden, en bleef toen weer staan. Op het parkeerterrein stond een klein figuurtje in een brede duffelse jas met puntcapuchon als een elfje in een baan zonlicht om haar as te draaien. Ze stopte, viel om en ging toen ineens zitten, terwijl haar wereld doorging met draaien. Een jongeman met borstelig blond haar en een dikke trui die onder zijn versleten leren jack uit hing, rende op haar af, pakte haar op en wierp haar hoog in de lucht. Fanny gilde van de lach, haar capuchon viel af en een wolk helwit haar schoot los. Robert wierp haar weer omhoog, liet haar toen zachtjes op het asfalt zakken en hield haar bij haar schouders vast.
Caspar en Jerome kwamen op hen af wandelen. Ze waren in een serieus gesprek gewikkeld, en op een bepaald ogenblik bleef Caspar staan en legde zijn hand op Jeromes arm. Ze gingen bij de anderen staan en Fanny schoof haar hand in die van Caspar, hield de bleke ernstige driehoek van haar gezicht schuin naar hem op en zei iets. Jerome trok de capuchon weer over haar wilde bos haar.
Op dat moment zagen ze me en hielden op met praten. Ze draaiden zich in mijn richting en wachtten: drie grote mannen en een klein meisje. Ik haalde diep adem en liep de trap af naar ze toe.